Aanmelden | Contact
Doorzoek de bronnen

Societeit de Vrijheid - lofliederen


Bron: Regionaal Archief Dordrecht
Toegang: 51 (societeit de Vrijheid; waarsch. opger. 1743, opgeheven 1910)
Inventarisnummer: 23

BIJ DE INWIJDING DER SOCIÉTEIT &c. &c

WIJZE: Ik zing Climeen haar lof.

Ik zing de Societeit,
Wier luister en bevalligheid thans is ten toon gespreid,
Wat ? - De Societeit.
Ja, ja, ja, den lof der Societeit.

Haar front, eenvoudig schoon,
Is deftig, en naar eisch gebouwd, in netten smaak en toon.
Wat ? - Haar front.
Ja, ja, ja, in netten smaak en toon.

Haar ingang, wonder wel,
Is hoog en breed, zoo als 't behoort, naar 's bouwheers wijs bestel.
Wat ? - Haar ingang.
Ja, ja, ja, naar 's bouwheers wijs bestel.

Haar marmer vloer-portaal
Leidt ons, als in den glans der maan, naar hare rijke zaal.
Wat ? - Haar vloer-portaal.
Ja, ja, ja, naar hare rijke zaal.

Die zaal, zoo trotsch als groot,
Verrukte 't oog van ieder een', zoo ras men haar ontsloot.
Wat ? - Haar' zaal.
Ja, ja, ja, zoo ras men haar ontsloot.

Haar bouwtrant, lucht en licht.
Maakt vreugde en vrolijkheid, en is een sieraad voor 't gezigt.
Wat ? - Haar bouwtrant.
Ja, ja, ja, een sieraad voor 't gezigt.

Vier ramen, bijster groot,
Verschaffen ons den ruimsten kijk in 't fraai Steegoversloot.
Wat ? - Haar ramen.
Ja, ja, ja, in 't fraai Steegoversloot.

Hoe vrolijk is haar buurt,
Waarin de Dordsche Kerremis meer dan drie weken duurt!
Wat ? - De Kermis.
Ja, ja, ja, eer dan drie weken duurt.

Hoe gunstig hare stand,
Waar Poffertje en Joffertjes zo kort zij bij de hand!
Wat ? - Haar stand.
Ja, ja, ja, zo kort zij bij de hand.

Hoe schitt'ren haard en nis!
t is of men in het Russisch Rijk, in 's Keizers hofzaal is!
Wat ? - Haard en nis.
Ja, ja, ja, in 's Keizers hofzaal is.

De gloed van 't lampen goud
Is 't die ons, met den meubel-glans, als opgetogen houdt.
Wat ? - 't Lampen goud.
Ja, ja, ja, ons opgetogen houdt.

En nu de Kastelein;
Een man, in 't vak gepromoveerd. Onze aanwinst is niet klein!
Wat ? - De Kastelein.
Ja, ja, ja, onze aanwinst is niet klein.

Zijn' kelder boordevol.
Hij grijpt nimmer, bij abuis, voor een citroen een' knol!
Wat ? - Zijn' kelder.
Ja, ja, ja, voor geen citroen een knol.

Zijn Keuken wel voorzien.
Hij zie steeds toe dat hij elk lid, zoo 't hoort, daaruit bedien!
Wat ? - De Keuken.
Ja, ja, ja, elk, lid, zoo 't hoort, bedien.

Hij toone een goed beheer!
Want in eene oude Societeit gaat 't naar eene oude leer.
Wat ? - Een goed beheer.
Ja, ja, ja, 't gaat naar eene oude leer.

Hij hebbe Jobs geduld.
Als meer 't geroep om vuur en pijp dan wijn zijne ooren vult!
Wat ? - Jobs. geduld.
Ja, ja, ja, als dat zijne ooren vult.

Hij troost zich nu en dan,
Door 't oog te vesten, jaar bij jaar, op twaalf honderd man.
Wat ? - Nu en dan.
Ja, ja, ja, op twaalf honderd man.

Doch, alles zal wel gaan,
Als maar in 't off'ren, wederzijds, een weinig wordt gedaan.
Wat ? - 't Zal alles gaan.
Ja, ja, ja, een weinig wordt gedaan.

'k Zing zóó de Societeit,
Wier luister en bevalligheid thans wordt ten toon gespreid.
Wat ? - De Societeit.
Ja, ja, ja, thans wordt ten toon gespreid.

Haar aanzijn dure Lang;
Bevrijd, naaer hare gulden spreuk, van woestheid en van dwang.
Wat ? - Haar aanzijn.
Ja, ja, ja, van woestheid en van dwang.

Welaan, haar blij bestaan
Gedronken dan, met vollen kelk; en dat nog eens gedaan!
Wat ? - Haar blij bestaan.
Ja, ja, ja, en dat nog eens gedaan.

J.I. Pz. [=?Johannes Immerzeel Pietersz?]


LOF VAN DEN MIDDELSTAND BIJ DE INWIJDING DE SOCIÉTEIT &c. &c.

Wijze: alle mooije Meisjens komen etc. etc.

Laat anderen hun' hoogen staat verheffen, -
Roemen op rijkdom, rang en stand;
Hun pogingen zal nimmer het harte ons treffen;
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Dat zij het hoofd met trotschen waan vrij kwellen,
(Met dwazen hoofmoed in verband.)
Dat zij hunne eer in blinkend aanzien stellen;
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Dat zij gerust in pracht en praal zich baden.
Bij rijk versierd gewelf en wand;
Geen hoogmoed kan het harte ons ooit verzaden,
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Dat anderen ook vrij, met wufte zinnen,
Een los-gevierden toom en band,
Het luid vermaak en laag gesnap bemimmen,
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Der ruwe standen schaterend behagen,
Waar 't hart voor 't ruimst genieten brandt,
Zal nooit het merk van onzen bijval dragen;
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Of zouden wij, verblind, naar 't volop trachten,
't Welk spier en zenuw overspant!
Neen onze kring blijft reeds die drift verachten;
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Geen valsch genot kon immer ons bekoren;
Nooit reikten wij losbandigheid de hand,
Want reeds was weelde een heilloos lot beschoren:
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Neen broeders! blij-verëende feestgenooten!
Nooit worde uw' heilstaat aangerand!
En wenschen wij geen knekkend rang-vergrooten,
Wij roemen op den middelstand. (bis)

Laat ons, met vreugd den feestbokalen schenken,
En grijpen die met hart en hand!
Terwijl, vrolijk, thans den lof gedenken,
Wij roemen op den middelstand. (bis)

U.N.


DE DIRECTIE

Wijze: Wie praalt aan 't hoofd der heldenstoer? Chassé!

Wie is de oorzaak van dit Feest? 't was BAX!
Wie deed het met dien vluggen geest? 't was BAX!
Wie biedt ons een zoo fraai Locaal?
En wie bereid dit goed onthaal?
't was BAX! 't was BAX! 't was BAX!

Wie hielp den Praesus aan die taak? Vriend MARS!
Wie maakte met hem een goede zaak? Vriend MARS!
Wie waren altijd maatjes twee
Een hielden 't schip op goede ree?
Vriend MARS! Vriend MARS! Vriend MARS!

Wie leidde 't plan tot het geheel? KELFKENS!
Wie valt daarvoor den dank ten deel? KELFKENS!
Wie juicht niet om zijn kundti werk,
Zoo sierlijk en zoo hecht en sterk?
KELFKENS! KELFKENS! KELFKENS!

Wie hiep den ontwerper van dit plan? Baas Piet!
Wie weet met hem daar alles van? Baas Piet!
Wie ried hem in het gansch bestel?
Weet gij het niet? ik weet het wel
HOFMAN! HOFMAN! HOFMAN!

Wie is de houder van de Kas? Vriend KOOLS!
Wie maakt de rekening juitt(!) van pas? Vriend KOOLS!
Hij was de man die raad kon bien,
Zoodat we 't Locaal in orde zien!
Vriend KOOLS! Vriend KOOLS! Vriend KOOLS!

Wie geeft ons nu wat lekkre spijs? Bert SELS! [NB. Albertus Sels]
Wie gunt ons dat naar ieders wijs? Bert SELS!
Te nutten, of met bier, of wijn,
Zoo wij maar wel tevreden zijn?
Bert SELS, Bert SELS, Bert SELS!

Wie bragt het zijn' ook daartoe bij? VAN RIJN!
Wie plaatst men met hen op één rei! VAN RIJN!
Wie zorgde met een goed beleid
voor orde en gezelligheid?
VAN RIJN, VAN RIJN VAN RIJN!

H.S.


FEESTZANG

Wijze: Partant opur la Syriee

Wij vieren 't Feest der Wijding,
In deez' vergaderzaal,
Geen aangenamre tijding,
Geen blijder vriendetaal,
Bij 't vriend'lijk handen geven,
Als, 't hart'lijk wellekom,
Smaakt lang de vreugd van 't leven.
In dit ons Eigendom. -

Nog lange moog' het duren.
't Gezellige verkeer.
En blijve in deez' muren
Ontzag voor ieders eer.
Zij alle twist verbannen,
Dat vriendschap heerschen mag,
Hier, waar wij ons ontspannen,
Na d'arbeid van den dag.

Laat staatszucht rustloos zwoegen,
't Ontrust ons bijzijn niet,
Wij vinden ons genoegen
Wat 't zamenzijn ons biedt;
Gezellig in 't verkeeren,
Dat is vor ons al wel,
Laat 't nieuwsblad de Oude Heeren
En Jongeren het spel.

Dat nog een reeks van jaren
't Gezelschap bloeijen mag,
En 't aangenaam vergaren
vermeedren dag bij dag;
verrijke en versiere
het zich met smaak en geest,
En wij eens vrolijk vieren:
Een Zilver Jubelfeest!

V.A.


HET SCHOON GESLACHT

Wijs: Schilders moeten, enz.

Lieve Meijsjes, schoone Vrouwen,
Deelgenoten onzer vreugd,
Blijde dat wij U anschouwen,
Hartenwensch van onze jeugd;
Meisjeslief, - Faldera,
Uw gerief, - Traldera,
Zij ons streven;
Want 'vermaak van heel ons leven:
Is U vergenoegd te zien.

Zomervreugde kon U streelen,
op ons Buiten in het groen,
Slingerpaden en Priëelen,
Bloem en heesters en plantzoen,
Kon hun geur, - Faldera,
En hun kleur, - Traldera,
U vermaken;
Maar de schoonste aller zaken:
Was U vergenoegd te zien.

Hartestreelsters, ook hier binnen
Bieden wij U huis en zaal,
Hier ook toonen we U te minnen,
Met ons vrolijk gul onthaal;
Zonder U, - Faldera,
Was het nu, - Traldera,
Reeds aan 't kwijnen;
Dan U hier zijn, U verschijnen
Heeft het frisheid, gloed en glans.

Kom hier dikmaals U verpozen,
Ons verheugen, zoo als thans,
Met Uw bijzijn, met Uw dans;
Lacht nu blij, - Faldera,
Uit Uw vrij, - Traldera,
Zonder schromen,
Toont dat gij nu zijt gekomen,
In een waren Vriendenkring.

V.A.


UITSPANNING

Wijze: Wat wordt het laat de klok slaat acht.

Dag, Vrouwlief! - 'k ga ter Societeit.
- Och, man blijt liever t'huis!
Vrouwlief: - ik heb mijn woord verzeild. -
- Och, man, blijf liever t'huis! -
Verloren is uw tijd,
Uw centen raakt gij kwijt:
Ziet huer uw kroost, - help mij uw wijf,
Dit zij uw tijdverdijf! - (bis)

Kom, wijfje, mij eens goed gekust,
Gij weet, - ik ben niet dom: -
Zorg niet mijn lief, mijn hartelust,
Ik keer vroegtijds weerom.
En vriend verwacht mij daar,
En spoedig ben ik klaar;
En, na wat keuvlens, kom ik dra
Tot U mijn lieve ga. - (bis)


OPWEKKING TOT GEZELLIGE VREUGDE.

Wijze: Ohne liebe, Ohne Wein, etc.

Zou alleen aan Hoofsche praal
Zich 't genoegen binden!
Is alleen aan 't Vorstlijk maal
Vrede en vreugd' te vinden!
Is alleen 't geluk geboeid
Aan een trotsche woning?
Neen! waar Liefde en vriendschap bloeid,
Is elk mensch een Koning.

Wordt alleen bij rang of staat
Duurzaam heil gevonden?
Is alleen aan d'overdaad
Zoet genot verbonden?
Kan slechts schat van geld of goed
's Menschen zorgen loonen!
Neen! IN ELKE GERUST GENOED
Wil 't genoegen wonen.

Legt slechts in het schuldig hart
d'Angel niet verbogen,
Dan, dan knellen ons geen smart,
gen vedriet, geen zorgen,
Neen! dan zien wij onze jeugd
Vrolijk heenen vlieten;
't Strijd niet tegen zuiv're deugd,
't leven te genieten.

Moog' dan London of Parijs
Door heur praal verblinden!
Overal is 't Paradijs
In ons hart te vinden.
Overal waar onderling
Menschen zich beminnen;
Ook in Dordrechts Vriendenkring,
Sluipt de vreugde binnen.

Laat ons slechts in vrolijkheid
't Pad deer deugd bestreven,
Dan, dan zien wij 't spoor bereid,
Voor 't genoegelijkst leven.
En, keert Ouderdom en jeugd
In deez' Feestzaal weder,
Daal dan altoos, Reinen Vreugd!
In ons midden neder.

Laatst gewijzigd: januari 2019.