Dordrecht: Rapport betreffende het ontstaan van het verzet in Dordrecht (in brand steken gebouw Beverwijckplein)
Bron: Regionaal Archief Dordrecht
Toegang: 148 (de Ondergrondse en Binnenlandse Strijdkrachten)
Inventarisnummer: 94 (Rapport betreffende het ontstaan van het verzet in Dordrecht)
A.J. Teunissen, H. Beinema, G.J. de Vries, F. Hofstede
Aanwezig: A.J. Teunissen, H. Beinema, G.J. de Vries, F. Hofstede
De Heer Teunissen nam als oudste illegale werker in Dordrecht het woord en vertelde in het kort hoe het illegale werk zich in Dordrecht heeft ontwikkeld tot aan het ontstaan van de L.O.
Het eerste georganiseerde verzet dateert van September '41.
In Augustus '41 kondigde de gemachtigde van de Koopvaardij in naam van den bezetter af, dat het niet langer aanging, om uit de gelden van de Reders en van de Nederlandse Kas een uitkering gelijk aan het volle loon te verstrekken aan gezinnen van hen, die in dienst voeren van de geallieerde, en bepaalde dat de zeemansgezinnen zich om ondersteuning moesten wenden tot Maatschappijk Hulpbetoon.
Door de Werknemers- en Werkgeversbonden werd hiertegen op gekomen, hetgeen tot resultaat had, dat deze maatregel, die per 1 September '41 zou ingaan werd uitgesteld, terwijl de uitkeringen niet zouden geschieden door Maatschappijk Hulpbetoon maar door de Reders zeld.
De minimum en maximum uitkering werd vastgesteld op:
Voor de vrouw f 90 per maand, 1e kind f 40, 2e kind f 25 elk volgende kind f 15,- per maand, met ingang van 1 October '41.
In samenwerking met de
Heeren S.R. Beinema, Dr. H. v.d. Houwen en P.C. Harmeyer werden dor den Heer Teunissen gelden ingezameld om de lage uitkeringen aan de gezinnen van zeevarenden te suppleren. De adressen van deze personen werden grotendeels verstrekt door de Rederijen, aangezien men het op het Bevolkingsregister niet aandufde deze gegeven te verschaffen.
Ook van de Bond van Stuurlieden, de machinistenbond e.a. kwamen adressen binnen van gezinnen, die hulp nodig hadden.
Vanuit Dordrecht werden ook inwoners van Rotterdam en Leeuwarden gesteund, totdat er en samenwerking tot stand kwam met een comité in Rotterdam, dat zich met hetzelfde werk bezighield. De contactman was de
Heer v.d. Wijk uit Rotterdam.
Na deze fusie kwam een nieuw comité tot stand waarin o.a. zitting hadden:
Kapitein Philippo; Kapitein Morée en de Heren Walraven v. Hul (Zaandam), v.d. Wijk en Teunissen.
Aan het groepje in Dordrecht werd ter verzorging bovendien teogewezen het rayon Friesland, omdat dar niemand voor dit werk te vinden was. Alle Zuidhollandse Eilanden bleven onder Dordrecht ressorteren, behalve de directe omgeving van Rotterdam, terwijl ook Noord-Brabant ten W. van de lijn 's-Hertogenbosch-Eindhoven onder Dordrecht viel.
Op de vraag of dit wek tot het verzetswerk kan worden gerekend, kan worden geconstateerd dat de Duitsers kennelijk bezwaar hadden tegen de verstrekking van deze suppleties, hetgeen blijkt uit eht feit, dat alle procuratiehouders en boekhouders van Rederijen een verklaring moesten tekenen, dat zij er niet aan zouden medewerken, dat aan de gezinnen van de zeevarenden een hogere dan de vastgestelde uitkering zou worden uitbetaald.
het is door de medewerkers altijd terdege als verzetswerk gezien; immers het N.S.F. is ook hieruit gegroeid.
Zelfs de Kerkelijke Kassen wilden geen geld bijdragen omdat het officieel door de Duitsers verboden was.
In de loop van 1941 werd het comite met enkele medewerkers uitgebreid nl. de Heren Versteeg (Gerritsen) uit Gorinchem, Steenaart en Bakker (resp. Smits en Brouwer), twee ondergedoken onder officieren.
Het werk bestond uit het bijeenhalen van geld en het uitkeren volgens normen.
In 1942 werd het werk uitgebreid, in verband met het feit dat door de Duitsers de uitkering werd verlaagd tot:
Voor de vrouw f 70 per maand, 1e kind f 20 2e kind f 15 en elk volgende kind f 10 per maand.
In deze tijd trachtten de Duitsers de zeevarende te bewegen om in neutrale havens te desereren en naar Holland terug te aan, onder voorwendsel dat hun vrouwen en kinderen
het dan weer beter zoude krijgen.
Langs Zwitserse weg is het echter gelukt om aan de Regering in Engeland mede te delen, dat de zeemansgezinnen financieel werden geholpen, zodeat de zeelieden daaromtrent konden worden gerustgesteld.
De Reders hadden inmiddels lijsten verstrekt, waarop de oorspronkelijke maandbrieven genoteerd stonden.
Deze maandbrieven nu werden gesuppleerd, tot een maximum van f 200 per maand, behoudens bijzondere omstandigheden zoals ziekte of wanneer er veel kinderen waren in een gezin, in welke gevallen wel eens boven f 200,- werd uitgegaan.
Het benodigde geld vloeide vrij ruim. Aan gezinnen van officieren hoefde in den beginne veelal geen financiele hulp te worden verstrekt, daar deze mensen zelf meestal nog over wat geld beschikten.
Na de verzekering van Minister van Steenbergen, dat de Regering zich garant stelde voor alle uitgaven, welke gedaan werden ten behoeve van de financiele hulp aan zeemansgezinnen enz kon worden overgegaan tot het lenen van gelden in grote bedragen van minstens f 10000.
Als bewijsstuk diende een non-valeur (oud bankpapier e.d.) waarop een paraaf kwam te staan met vermelding van het geleende bedrag.
Door het comité werden alleen de nummers genoteerd.
Door middel van deze leningen werd in Dordrecht 2/3 van het over het geheele land benodigde geld bijeengebracht.
In deze periode werd overgegaan tot het verstrekken van steun in natura door het zgn. Natura-Apparaat.
Deze actie werd landelijk georganiseerd.
Voor het inzamelen van de levensmiddelen zorgden
Dr. v.d. Houwen in Dubbeldam en omgeving, De
Heer Versteeg in het land van Heusden en Altena en de Heer
Bakker (Brouwer) in de Hoekse Waard.
Nu werden ook geholpen de gezinnen die door de staking van '42 in moeilijkheden waren geraakt.
De
Heer Beinema Sr verzorgde de politke gevallen.
Dit was dus het eigenlijke begin van het L.O. werk.
De eerste gezinnen, die gesteund werden omdat de man om politieke redenen gegrepen was, waren de
gezinnen Bisschop en v.d. Boor, waarvan de mannen waren gearresteerd vor het verspreiden van krantjes.
Deze gezinnen kregen ook steun in natura.
Van het verlenen van hulp door middel van bonkaarten was in die tijd eigenlijk nog geen sprake.
De eerste aanleiding hiertoe, was het feit fdat de
Heer v. Eysden, chef-uitgever van e bonkaarten bij den
Heer Teunissen kwam om geled, waarmede hij gezinnen van politieke gevangenen in Vught wilde helpen.
De Heer Teunissen kreeg in ruil daarvoor enkele bonkaarten, welke de Heer v. Eysden in zijn bezit kreeg door de inlegvellen die door verschillende mensen verloren werden niet terug te geven, doch zo voor dit doel te gebruiken.
Het contact met den
Heer Tims kwam ook tot stand via den heer v. Eysden. De heer Tims verleende zijn medewerking bij het verkrijgen van nieuwe stamkaarten, daar de Heer Teunissen de zijne zgn. verloren had.
Ook de stamkaarten van ondergedoken Joden werdengebruikt.
Aan het kraken van distributiekantoren werd toen nog door niemand gedacht.
Dr. v.d. Houwen, die nog steeds voor levensmiddelen zorgde kwam in contact met den heer Hornsfeld (C.C.D.) die er voor zorgde, dat de levensmiddelen behouden op de plaats van bestemming kwamen.
De
Heer Hornsfeld had eerst samengewerkt met den heer Bakker (Singel), doch na een onderhoud met den Heer Teunissen zegde hij al zijn medewerking toe aan hem en aan Dr. v.d. Houwen.
De tarwe, het koolzaad enz enz werd van Dubbeldam en van de andere verzamelplaatsen vervoerd naar de
conservenfabriek van Gebrs. v.d. Ree aan de Kuipershaven
Hier werd het koolzaad geperst. Tonnen koolzaad werden tot olie verwerkt; de Heer Beinema zorgde voor de aanleg van de krachtstroom toevoer, alles clandestien. Nummer is hiervan iets ontdekt.
De
Fa. v.d. Ree zorgde voor de verpakkingen in flessen.
Voor de distributie van de levensmidelen werd gezorgd door de
heren S. Beyer, C. Groen, B. v.d. Weyden en J. Isarinn die twee à drie avonden in de maand verschenen met hun vrouw en een kidnerwagen, waarin alles werd vervoerd.
De inzameling van voedsel voor het Natura apparaat nam in Dordrecht en omgeving zo'n grote vlucht, dat er een overschot ontstond, hetrgeen beschikbaar gesteld werd voor andere plaatsen en dat door de Top van het Natura apparaat werd verdeeld.
Vanwege het belangrijke werk van het District Dordrecht voor het Natura apparaat, werd een van de medewerkers uitgenodigd om zitting te nemen in de Top. Hiervoor werd aangewezen de Heer C. v.d. Zande controleur C.C.D., te Rijswijk (N.B.).
In overleg met de C.C.D. werd aan de 'goede' boeren in de omtrek een aanslag opgelegd, dit systeem is tot het einde toe in Dordrecht volgehouden.
De eerste samenwerking met het Gewestelijk Arbeidsbureau ontstond toen in het voorjaar van 1942 de eerste massale Duitse oproep voor arbeidskrachten verscheen.
Toentertijd zat op het G.A.B. de Heer Opitsch als Fachberater.
Bijzonder verdienstelijk werk is in dit verband verricht door den Heer v. Eynsbergen die van dag tot dag verslag uitbracht aan de illegaliteit van de besprekingen met de Duitsers en door zijn medewerking is het gelukt om voor tal van arbeiders deportatie te voorkomen.
Om de gehele administratie van het G.A.B. benevens die van het Bevolkingsregister te vernietigen werd door den Heer v. Eynsbergen voorgeslagen het pand a/h Beverwijcksplein in de lucht te doen vliegen.
Deze aanslag is helaas mislukt, hoewel zij toch goed voorbreid was.
Voor deze voorbereiding werd de hulp ingeroepen van den Luitenant ter Zee bij de Marine den Heer Bottema (v. Buren) die op dit gebied over heel veel ervaring beschikte.
De Heer v. Eynsbergen verstrekt een volledige plattegrond van alle verdiepingen, benevens gegevens waar de belangrijkste administratie was ondergebracht en deelde mede, hoe het met de bewaking was gesteld.
Er waren destijds doorlopend behalve de portier een agent van politie soms wel twee in het gebouw.
Na de eerste bespreking bleek dat het niet mogelijk kon worden geacht om aan explosieve stoffen te komen om het gebouw in de lucht te laten vliegen.
Hiertoe werd besloten om het gebouw op meerdere plaatsen tegelijk in brand te steken.
Hiertoe werd contact gezocht met den Heer Fonteyne, inspecteur van Politie en met den heer B.W. Vinke, Commandant van de Brandweer, die beide hun medewerking toezegden.
Met den Heer Fonteyne werd overeengekomen dat er een hiaat zou ontstaan on de aflossing van de politie bewaking zodat op een avond tussen 9 en 10 uur, vlak voor spertijd geen politiebewaking in het gebouw aanwezig zou zijn. Er was bovendien een avond uitgezocht dat er niet zou worden overgewerkt en er geen Duitsers in het gebouw waren alleen en vand e portiers.
Met den Heer Vinke werd overeengekomen, dat de Brandweer minstens een half uur te laat zou uitrukken, terwijl ook door den
heer Vinke maatrwegelen zouden worden genomen, opdat er onvoldoende druk op de waterleiding zou zijn.
Men was in het bezit van een sleutel van de zij ingang van het gebouw.
De
Heer Teunissen en v. Buren zijn op de afgesproken avond naar het gebouw gegaan met vijf flessen benziene, de nodige lopers en ander gereedschap, en beiden gewapend met een revolver.
De bedoeling was normaal door de deur het Bureau van Bevolking binnen te gaan, alle kasten en laden open te trekken, kaarten over de grond te verspreiden, goed met benzine te overgieten, daarna zou ontsteking volgens met een lont die ongeveer 20 minuten brandtijd had.
Vervolgens zouden beiden zich begeven naar het G.A.B. om daar in de kolenkelder en op de eerste verdieping in de kamer waar de Duitsers hun werk verrichten op dezelfde manier brand te stichten, maar zonder lont, zodat op meerdere plaatsen ongeveer tegelijkertijd brand zou uitbreken.
De poging om door de zij ingang het gebouw binnen te glippen mislukte doordat in de zijingang Duitsers stonden met meisjes, waardoor van de ingang geen gebruik kon worden gemaakt.
Toen is geprobeerd om de deur van het Bureau van Bevolking tegenover de achterzijde van het Gymnasium te forceren.
Er bevond zich echter iemand in het Bureau van bevolking zodat de aftocht moest worden geblazen.
De laatste toevlucht was thans nog de kelder. Deze kelder kwam met een deut uit in de gang, welke deur aan de gangzijde gegrendeld behoorde te zijn. Deze avond echter had de Heer v. Eynsbergen die opzettelijk als laatste het gebouw had verlaten de grendel van de deur gedaan, zodat men vanuit de kelder het gebouw kon binnengaan.
Toen de Heer v. Buren echter in de kelder sprong begonnen de kolen te rollen, waarop de portier kwam kijken wat er aan de hand was. Hij kon gelukkig niemand vinden, doch toen hij de kelderdeur weer sloot, schoof hij meteen de grendel er voor, zodat hiermede ook de laatste kans verkeken was. Door de aandacht af te leiden van twee toegesnelde politieagenten, kon de Heer Teunissen zijn metgezel de gelegenheid geven de kelder te verlaten.
De aangifte van deze poging tot inbraak kwam terecht bij den Heer Fonteyne, die de Duitsers wist wijs te maken, dat her hier een poging tot kolendiefstal betrof.
Voor de
Zeemanspot bestonde er in Eindhoven contact met den Heer Gerels, die gezinnen uitbetaalde, gelden inzamelde en zorgde voor zendapparaten, hij was nl. marconist bij Philips.
De Heer Gerels had uitstekende illegale verbindingen en kwam op zekere dag bij den
heer Teunissen om hem te verzoeken zijn medewerking te verlenen bij het onderbrengen van ontsnapte Franse krijgsgevangenen.
Deze krijgsgevangenen kwamem per schip (Hollandse schepen) uit Duitsland, waar zij uit de fabrieken waren gevlucht.
De moeilijkhied was nu waar de Fransen in Holland van bord moesten, daar zij over Eindhoven naar Frankrijk terug gingen.
Zij kregen een pas en en wachtwoord en werden enige dagen ondergebracht bij den Heer Teunissen die er weert voor zorgde dat zij vanuit Eindhoven werden gehaald.
Dor toedoen van twee marechaussees die ook door den Heer Gerels geholpen werden en die hun mond voorbij praatten kregen de Duitsers het adres te pakken van den
Heer Gerels, dien zij arresteerden en van den
Heer Teunissen, die hen gelukkig te vlug af was.
Mei-Staking.
Een grote moeilijkheid was in die tijd om in het bezit te komen van wapenen.
Een agent van politie, met wien de illegaliteit in Dordrecht in contact stond ging naar het Sportfondsenbad wanneer de Duitsers daar aan het zwemmen waren en stal de revolvers.
Deze werden gebracht bij den heer v. Maurik, die ze schoonmaakte en voorzag van goede patronen.
L.O.
Door bemiddeling van Ds. Prins kwam men in Dordrecht in contact met den ondergedoken Dominee uit Heemse, Ds. Slomp (Fritse de Zwerver), die overal in het land bezig was contacten te leggen voor het onderbrengen van onderduikers.
Frits de Zwerver traachtte de Dordtenaren te bewegen zich bij zijn organisatie aan te sluiten. Afgesproken werd, dat hij een keer terug zou komen op een Zaterdagmiddag als de gehele groep aanwezig zou zijn.
Het kostte nogal wat moeite om elkaar ervan te overtuigen, dat dit noodzakelijk was. Bij geen van de medewerkers bestond veel animo om tot aanlsuiting over te gaan.
Men kon zichzelf immers in Dordrecht bedruipen met bonkaarten, geld en adressen en verwachtte alleen nadelen in de vorm van meer gevaar in plaats van voordeel.
Toch werd besloten de bespreking te houden en op een Zaterdagmidag is Frits de Zwerver met Piet Verburg (v. Wageningen) en Frans uit Wageningen, twee medewerkers vavn Frits de Zwerver in Dordrecht ontvangen en vond een bespreking plaats, aan het adres
Fr. Lebretlaan 47.
Hierbij waren o.a. aanwezig De
Heer S.R. Beinema, Dr. v.d. Houwen, de Heer Teunissen.
Tot positieve resultaten is het die middag niet gekomen, Ds. Slomp liet een adres achter met wachtwoord voor contact in Zeist en nam een flink bedrag aan geld mede, terwijl tevens werd afgesproken, dat de onderduikers die in de omgeving van Dordrecht niet konden worden geplaatst onder opgave van hun beroep aan Zeist zouden worden doorgegeven. Tevens zou zo spoedig mogelijk opgave gedaan worden welk aanal onderduikers van de organisatie van Fr. de Zwerver in Dordrecht en omgeving kon worden geplaatst.
Deze bespreking had plaats in het voorjaar van 1943.
De Heer Beinema wist door deze bijeenkomst, waar hij contact kon opnemen met de L.O.
Na de verdwijning van den Heer Teunissen, ging de Heer Beinema door met het verzorgen van de onderduikers enz., terwijl hij bovendien gelden fourneerde voor de leningen ten behoeve van de Zeemanspot.
Mej. Leni Dicke aasisteerde met het rondbrengen van de steunbedragen.
Begin Mei '43 kwam de Heer Hofstede in contact met den Heer Beinema, door bemideling van den Heer v. Wijngaarden. De heer Hofstede logeerde bij den
Heer [Kors] v. Loon op de Reeweg. Aan genoemde Heer v. Loon was bekend, dat de Heer Beinema L.O. werk verrichtte en meermalen moeilijkhedebn had met het plaatsen van onderduikers.
De
Heer Hofstede had door middel van zijn uitgebreide relaties over het gehele land een belangrijke lijst samengesteld van personen, welke bereid waren onderduikers op te nemen.
Alhoewel de heer Beinema bij het eerste onderhoud uitermate terughoudend bleek, kwam spoedig stevig contact tot stand waardoor het mogelijk werd niet alleen Dordtse onderduikers maar ook die uit de omgeving onder te brengen in Frieskland, Overijssel, N.O. Polder, Westland.
Aanvankelijk was Dordrecht voor het verkrijgen van bonkaarten, persoonsbewijzen enz aangewezen op Rotterdam; spoedig bleek echter deadt de activiteit in Dordrecht dermate groot was, dat overwogen werd om over te gaan tot de vorming van een afzonderlijk district, waardoor Dordrecht ook een zetel kreeg in de Provinciale Leiding.
De Provinciale Vergaderingen werden in den beginne beurtelings bijgewoond door de Heeren Beinema en Hofstede, terwijl later in verband met de werkzaamheden
van den Heer Beinema deze vergaderingen uitsluitend door den Heer Hofstede werden bijgewoond.
De voordelen van de vorming van een afzonderlijk district waren gelegen in het feit, dat vanaf dit ogenblik alle
onderduikers konden worden voorzien van bonkaarten, persoonsbewijzen enz.
Het District werd opgebouwd door den Heer Beinema in de Alblasserwaard, door Taco (den Heer v.d. Veen) uit Leeuwarden in nw. Lekkerland en Alblasserdam, terwijl door den Heer Hofstede de plaatsen Streefkerk, Groot-Ammers, Nieuwpoort, Lekkerkerk, Krimpen a/d IJssel Zwijndrecht werden bewerkt. Met H.I. Ambacht bestond reeds contact via den
Heer Beinema met den heer Hogeweg.
De medewerkers, die in eerste instantie werden bereid gevonden de verzorging van de onderduikers op zich te nemen waarna in Zwijndrecht de Heren Berkelaar, v. veelen, v. Brakel, Slijper e.a. terwijk daarnaast een (af)zonderlijke groep werkzaam was, welke eveneens landelijk was georganiseerd onder (de) groep "Hein".
In H.I. Ambacht de heren
H. Plaizier, en Hogeweg.
in Alblasserdam werd het eerste contact opgenomen met den Heer Hoogendoorn en met den heer Stout.
In Nw. Lekkerland verleenden de Heren de Jong en Smit hun medewerking.
In Streefkerk was het centrum der illegaliteit gevestigd bij den heer Bakker, landbouwer.
in Groot-Ammers nam
Ds. Oostenbrug de leiding in samenwerking met een student Jan de Heer, terwijl als koerierster fungeerde
Willy den Ouden.
In Nieuwpoort werkte de
heer Joh. Kars, Schoonhovenseveer.
In de verdere plaatsen in de Alblasserwaard werden verschillende contacten gezocht door den Heer Hoogendoorn, zoals Dr. Ingelse, Bleskensgraaf.
Oud-Alblas, terwijl de Heer beinema verder nog contactpunten had gelegd in Molenaarsgraaf (Ds. Dekker). In Ottoland Notaris maris, Ds. [..] en de Heer v. Buren, terwijl verder nog gelden werden ingezameld in Lexmond en omliggende plaatsen.
In Papendrecht waren werkzaam
Dr. Rietveld en Jo Hardam.
In 's Gravendeel werd contact gelegd door den Heer D. Meeldijk met den distributieleider den
heer A. Overhoff en Annie Mol als koerierster.
Geregeld werden districtsvergaderingen gehouden onder de leiding van den Heer Beinema. Deze vergaderingen werden beurtelings in de verschillende plaatsen gehouden.
In Februari '44 had het verzetswerk zich geconsolideerd en waren er practisch in elke plaats contactpunten gevormd.
In Dordrecht werkten omstreeks deze tijd mede de volgende personen:
De
Heren Beinema Sr. en Jr., Mej. L. Dicke, als koerierster, de
Heer Hofstede, Bob de Vries (Vervalsingscentrale), de
Heer v. Eynsbergen, Dr. v.d. Houwen, De heer Tims, D. Meeldijk, de heer v. Loon, De heer Leyten, de Fam. van Wijngaarden.
In Maart '44 bleek het nodig te komen tot een duidelijke grensafbakening van de districten Dordrecht en Gorinchem omdat bleek dat deze districten elkaar in verschillende punten overkoepelden, waardoor onaangename situaties ontstonden.
In deze tijd werd ook overgegaan tot de vorming van de Dordtse K.P. onder leiding van Zwarte Kees, terwijl als adviseur van deze K.P. optrad de
heer G.J. de Vries (Bob).
In overleg met den landelijken K.P. Leider Bertus werden verschillende overvallen uitgevoerd o.a. de kraak op de Elextrische Centrale te Dordrecht.
Als koerierster trad verder toe
Mej. Trix Brouwer, terwijl ook
Jaantje Berkelaar reeds enkele maanden als zodanig werkzaam was. Jaantje was speciaal de koerierster voor het onderhouden van de verbindingen met de Provinciale Leiding en het district, terwijl de andere koeriersters zorgden voor de verbindingen met de plaatselijke contacten.
Laatst gewijzigd: november 2023.