Aanmelden | Contact
Doorzoek de bronnen

Maritieme geschiedenis van Dordrecht in de 17e en de 18e eeuw


Dordrecht en zijn schepen / scheepswerven / scheepstimmerlieden in de 17e en 18e eeuw

Samengesteld door historica/schrijfster H.W.G. van Blokland-Visser (Papendrecht 2016)
E-mail: hwg.blokland-visser@ziggo.nl

Bij gebruik van gegevens van de website vermeld dan:
"mw. H.W.G. van Blokland-Visser, Papendrecht (website: blokland.dordtenazoeker.nl)"



De zeeschepen die werden gebruikt in Dordrecht in de 17e en 18e eeuw

DE ZEESCHEPEN DIE WERDEN GEBRUIKT IN DORDRECHT IN DE 17e EN 18e EEUW

Inhoud
* Fluitschip
* Pinkschip
* Pinasschip/Spiegelschip
* Carceelschip
* Fregatschip
* Galjootschip
* Hoekerschip
* Katschip
* Kofschip
* Brikschip
* Berkentijn/Brigantijnschip
* Gaffelschip
* Snauwschip
* Smakschip
* Buisschip
* Zeeboeierschip


* FLUITSCHIP
Zeevaart /3 mast dwars getuigd.
(ca 110 tot 150 voet lang (1 voet /29,8 cm)
Het Fluitschip was het koopvaardijschip, dat vanaf ca 1670 veel door de kooplieden/reders in Dordrecht werd gebruikt. Dit kwam voornamelijk door de bruikbaarheid van het schip, het was snel, had een groot laadvermogen, was licht bewapend, was goed te bedienen met een klein aantal bemanningleden.
Het was daarbij een smal schip, breed onder de waterlijn en het hoefde daar door minder tol te betalen bij het passeren van de Tol bij het Sont/Denemarken op hun reizen van en naar landen aan de Oostzee.
(In 1742 had een Fluitschip van de VOC de afmeting van (150 voet lang/42.5 voet wijt /11.5 voet hol)

DE BOUW VAN HET DORDTSE FLUITSCHIP ,,DE NEURENBERGH,, OP DE SCHEEPSWERF VAN JAN DIRKS SCHOUTEN IN 1679 TE DORDRECHT, DUURDE VIJF MAANDEN.

Op 18 maart 1679 komen drie leden van de familie van NEURENBERGH kooplieden en handelaren in o.a.Zout /Laken /Natuursteen en IJzer te Dordrecht bijeen,
JOHAN v NEURENBERG Guillaumz (1613-1687 Ddr) tr Elisabeth Trip Jacobs.
JOHAN v NEURENBERGH Johanz(1640-1689 Ddr) tr Adriana de Sont Pieters.
JACOB v NEURENBERGH Johanz(1642 Ddr) tr Margriet v/d Honaert Pieters.
Zij participeren in de bouw van het schip voor 1/4e part met nog enkele andere participanten/kooplieden te Dordrecht o.a.
JOHAN v/d LINDEN Adolfz (1630 Lintorf/1695 Ddr) tr Catharina Ruitenberg.
JONAS de JONGH Pieters (1650 Den Briel /1709 Ddr) tr Johanna de Sont Pieters.
DIRK de NOOY Gerardz (ca 1646 -1719 Ddr) tr 1e Anna Crom Simons tr 2e Johanna v Neurenberg Johansdr.
voor het bouwen van een FLUITSCHIP van,
(120 voet lang/26 voet wijt /11 ½ voet hol)
Dat de naam ,,NEURENBERGH,, zal krijgen.
De opdracht voor de bouw van het schip gaat naar JAN DIRKS SCHOUTEN (1621/1684 Ddr)

mrt. 1679: een aantal Dordtse kooplieden, o.w. Johannes van der Linden, die participeert voor een zestiende part, zijn overeengekomen een fluitschip te laten maken en uit te rusten. De naam van dat schip zal "Neurenbergh" zijn. [Ongetwijfeld naar de drie heren Van Neurenbergh, die samen in het te bouwen schip participeren voor een vierde part.] Op 18 mrt. 1679 geven de contractanten aan de schiptimmerman Jan Schouten, burger van Dordrecht, opdracht om het fluitschip te bouwen. Hij moet daarvoor goed, gezond en gaaf eikenhout gebruiken, als het maar geen Bremer hout is. De afmetingen zullen zijn: lang 120 voeten overstevens, wijd bij de grote mast (buiten op zijn berghouten) 26 voeten en hol op zijn overloop elf en een halve voet. Het schip zal klaar moeten zijn half augustus eerstkomende. Schouten zal daarvoor 10.000 gl. ontvangen, maar de bouwmaterialen zullen door hemzelf bekostigd worden. Als het schip eerder dan augustus 1679 af is, ontvangt hij nog eens 500 gl. extra. De ijzeren onderdelen zullen door een ander gemaakt worden. (ONA Dordrecht inv. 240, f. 77 e.v., akten dd 17 en 18 mrt. 1679)
(bron: andredenhaan.ismijnpassie.nl)

De fameuze snelle Hollandse scheepsbouw in de Gouden Eeuw was geen commercieel sprookje
De herbouw van het expeditieschip van Willem Barentsz in de oude Friese zeehaven Harlingen heeft overtuigend aangetoond dat de beroemde Hollandse scheepsbouwmethode van de 17de eeuw ook echt zo efficiënt was als toen wel werd beweerd.
In verschillende historische bronnen is te vinden dat de Nederlandse scheepswerven in de Gouden Eeuw buitengewoon efficiënt produceerden en dat een gemiddeld zeeschip vanaf de kiellegging al na drie tot vier maanden te water werd gelaten. Ook werd toen algemeen beweerd dat de Nederlandse scheepswerven gemiddeld tientallen procenten goedkoper bouwden dan de concurrenten in onze buurlanden. Deze kwaliteit werd dan ook als een van de belangrijkste pijlers gezien voor de spectaculaire economische groei die tot de Gouden eeuw leidde. Maar of dit bouwtempo van nog geen vier maanden een werkelijk feit was of een overdreven marketing verhaal is eeuwenlang de vraag geweest. Een echt bewijs was tot voor kort niet geleverd.
Het expeditieschip, waarmee Willem Barentsz in 1596 een poging ondernam om via de Poolzee een doorgang naar China te vinden, wordt momenteel in Harlingen herbouwd. De bouw is in de afgelopen vier jaar tot ongeveer driekwart gevorderd, het stadium waarin een schip destijds te water werd gelaten. En het bijzondere van deze herbouw is dat het voor het eerst in eeuwen weer exact volgens de oude bouwmethode werd uitgevoerd en levert daarmee een uniek inzicht in de voor- en nadelen van die methode. Deze techniek bestaat uit het principe dat er zonder bouwtekeningen werd gebouwd en het grootste deel van de scheepsromp werd opgetrokken door eerst met huidplanken een “bodemschaal” te bouwen, die pas later werd ingevuld met de spanten. Deze werkwijze bleek in de herbouw van het schip van Barentsz ook inderdaad snel te werken. Een nadeel daarbij is wel dat er ook snel onregelmatigheden ontstaan. Vaak valt het schip niet symmetrisch uit doordat de linker- en rechterkant niet gelijk van vorm “uit de bijl vallen”. Maar daar had men in die tijd dan ook weinig moeite mee want uit het onderzoek van scheepswrakken uit die periode blijken deze onregelmatigheden veelvuldig voor te komen. Maar het meest interessant is de bouwsnelheid. En wat blijkt uit recente berekeningen: tot nu toe is met een groep van ongeveer vijfentwintig vrijwilligers ongeveer 16.000 uren werk in de bouw gestopt. Dit heeft ongeveer vier jaar geduurd waarbij gemiddeld met zes mensen aan het schip werd getimmerd. Gedurende de wintermaanden lag de bouw stil en doorgaans werd er vier dagen per week gewerkt. Als deze uren besteed zouden worden in de stijl van de zestiende eeuw komt er een heel andere productietijd uit de bus. Destijds werkte men zes dagen per week en, buiten de winterperiode, gemiddeld circa tien uur per dag . Met een twintigtal timmerlieden, zoals toen bij de bouw van een dergelijk schip gebruikelijk was, dan komt er een verrassende uitkomst tevoorschijn. Het schip zou dan in circa drie en een halve maand gebouwd zijn. En dat is precies wat we ook in de historische bronnen vermeld zien. Hiermee is dus aangetoond dat de productiesnelheid op de Nederlandse scheepswerven ook echt zo hoog lag dat er per scheepshelling wel drie schepen per jaar van stapel konden lopen. We weten het dus nu zeker: geen opgeklopte mythe maar de harde werkelijkheid.

Stichting Expeditieschip Willem Barentsz
Harlingen april 2015

Mr. Scheepstimmerman met een Scheepswerf aan de Kalkhaven te Dordrecht. Hij krijgt de opdracht dit schip te bouwen en moet daarvoor goed,gezond en gaaf eikenhout gebruiken ,als het maar geen Bremer hout is. Met de opdracht van de gezamenlijke aandeelhouders dat het FLUITSCHIP half augustus 1679 klaar moest zijn.
Jan Dirkz Schouten zou daarvoor f 10.000,- ontvangen.
De bouwmaterialen zal Schouten zelf moeten bekostigen.
De ijzeren onderdelen zullen door een ander gemaakt worden.
(ONA 240 / fol 77 akten d.d. 17 en 18 maart 1679 /SAD)

Bij het lezen van deze Akte op de site van André de Haan vroeg ik mij af, of ik het wel juist had gelezen? Was het mogelijk in de 17e eeuw een Fluitschip van 120 voet (een voet /29.8cm) in 4 a 5 maanden te bouwen?
Bij navraag her en der kwam ik terecht bij de Scheepsbouwmeester GERALD de WEERDT in Harlingen, die leiding geeft aan de bouw van een replica van het schip ,,DE WILLEM BARENTSZ,, (met de lengte van 36 meter) te Harlingen. Hij doet al 35 jaar onderzoek naar de legende van de,, SNELLE SCHEEPSBOUW IN HOLLAND,, tijdens de 17e eeuw, samen met A.J. HOVING van Rijksmuseum in Amsterdam. Hij kwam tot de conclusie dat de romp van een schip van (134 voet lang) in 4 maanden gebouwd kon worden. Met een bezetting van 20 tot 22 Scheepstimmerlieden op een Scheepswerf in de 17e eeuw. Die 6 dagen per week ,10 uur per dag werkten, (buiten de wintermaanden). Na de te waterlating van de Scheepsromp lag het schip, 2 maanden in het water om verder afgetimmerd en getuigd te worden. Alles was op voorraad voorhanden Zeilen, Masten, Blokken, Touwwerk, Ankers , waren te krijgen bij de Zeilmaker, Mastenmaker, Touwslager, / Blokmaker enz.

Een goed getimmerd Fluitschip van EIKEN HOUT kon wel 20 a 30 jaar in de vaart blijven.
Het Fluitschip werd gebruikt voor de diverse soort reizen o.a.
De HOUTVAART naar Scandinavie/Oostzee.
De ZOUTVAART naar Frankrijk/Portugal/Spanje.
De WALVISVAART naar Groenland/Straat Davis.
De HANDELSVAART naar Oost Indie en West Indie en Middellandse Zee.

EEN VOORBEELD VAN DE DUBBELFUNCTIE VAN HET FLUITSCHIP ,,DE ZEE ENGEL,, UIT DORDRECHT IN 1687 VOOR DE ZOUT EN WALVISVAART.

Het Fluitschip was in bezit van de zwagers JAN CLOENS Janz (1646/1701) en ADRIAAN op de CAMP Adriaanz o.a.Zouthandelaren te Dordrecht en eigenaren van een /Zoutkeet/Zoutziederij te Zwijndrecht.
In augustus 1687 keert het Fluitschip ,,DE ZEE ENGEL,, met Schipper /Commandeur THOMAS THOMASZ (BRULLE) uit Zwijndrecht schoon terug (zonder vaten spek van een walvis) van de walvisvaart naar Groenland.
De beide reders roepen de Schipper/Commandeur ter verantwoording waarom er geen walvis was gevangen. Hij moet bij notaris Adriaan Bezemer te Dordrecht samen met 8 van zijn bemanningsleden een verklaring afleggen.
Uit de verklaring blijkt het volgende :
De vorige reis van het schip was eind 1686 toen het schip met Schipper THOMAS THOMASZ naar Frankrijk was vertrokken, om voor de kooplieden /reders JAN CLOENS Janz en ADRIAAN op de CAMP Adriaanz, een lading Ruw Zout te halen voor hun Zoutkeet in Zwijndrecht. Op de heenweg en terugweg had het schip last van grote lekkage, de pompen fuctioneerden slecht.
Na terugkeer in Dordrecht waren de Blokmaker en Fabricant van de Pompen nog op het schip geweest voor reparaties maar deze waren niet voldoende geweest.
Het Schip werd toch klaar gemaakt om in april te vertrekken als walvisvaarder naar Groenland met 38 bemanningleden en 6 sloepen, eenmaal bij Groenland waren de problemen met lekkage en de pompen zo groot, dat er geen walvis gevangen kon worden.
De verklaring werd afgegeven door :
- Schipper/Commandeur: TOMAS THOMASZ (Brulle) uit Zwijndrecht 33 jaar.
- Stuurman: CORNELIS REYERS uit Akersloot 33 jaar.
- Scheepstimmerman: HENDRIK GERBRANDS uit Dordrecht 28 jaar.
- Bootsman: PIETER MICHIELSEN uit Dordrecht 25 jaar.
- Kok: ADRIAAN MUYSEYK uit Dordrecht 20 jaar.
- Bootsgesel: ENGEL ENGELS uit Dordrecht 21 jaar.
- Bootsgesel: JAN REYERS uit Akersloot 20 jaar.
- Bootsgesel: ROBERT HENDRICKS uit Schotland 21 jaar.
- Bootsgesel: JORN THOMASSEN uit Schotland 21 jaar.
(gegevens Uit ,,Dordtse Jonas in Olie,, door M.E de Gruyl)

* PINKSCHIP
Zeevaart /3 mast dwarsgetuigd /als een Fregatschip met verlengde boegspriet.
(ca 100 tot 150 voet lang)
Het schip had de vorm tussen een Fluitschip en een Fregatschip was een snel schip, met een hoog achterschip uitgebouwd boven het roer. In 1780 werd dit type schip gebouwd met de afmetingen van (142 voet lang / 36 voet wijt /17 voet hol) ca 350 last met 10 a 12 kanonnen /kosten ca f 103.000,- naar ontwerp van de Zeeuwse Scheepsbouwmeester UDEMANS.

* PINASSCHIP /SPIEGELSCHIP
Zeevaart /in de 17e eeuw.
Het schip had een hoge platte Spiegel.
In Holland werd een grotere versie van de Pinasschip gebouwd, voor de V.O.C. en werd hier Spiegelschip genoemd.

* CARVEELSCHIP
Zeevaart /3 mast /2 masten / dwarsgetuigd.
(ca 75 tot 100 voet lang)
Koopvaardijschip in de 17e eeuw.

* FREGATSCHIP
Zeevaart / 3 mast / dwarsgetuigd.
(ca 100 tot 120 voet lang)
Het schip kent een groot verschil in lengte en bewapening.
Het werd gebruikt door de Marine en de koopvaardij op de vaart naar Oost Indie en West Indie.

* GALJOOTSCHIP
Kustvaart en Zeevaart / dwarsgetuigd
. (ca 75 tot 120 voet lang)
Types: Eenmast/Tweemast en Driemast.
Het schip was rondgebouwd en werd naast de koopvaardij ook gebruikt voor de Walvisvaart.

* HOEKERSCHIP
Zeevaart / dwarsgetuigd.
(ca 72 tot 120 voet lang)
Types :Eenmast /Tweemast en Driemast.

* KATSCHIP
Zeevaart /3 mast / dwarsgetuigd.
(ca 100 tot 116 voet lang)
Het schip werd gebouwd met een vlakke bodem en was geschikt voor ondiepe wateren en voer vooral naar Engeland en Scandinavie.

* KOFSCHIP
Kustvaart en Zeevaart / 2 mast/ dwarsgetuigd.
(ca 95 tot 110 voet lang)
Het is een zwaar rondgebouwd zeeschip met een breed achtersteven.

* BRIKSCHIP
Zeevaart / Tweemast/dwarsgetuigd.
(ca 65 tot 104 voet lang)

* BERKENTIJN/BRIGANTIJSCHIP
Zeevaart/ 2 mast/ dwarsgetuigd.
(ca 70 tot 87 voet lang)

* GAFFELSCHIP
Kustvaart.
(ca 75 voet lang)

* SNAUWSCHIP
Kustvaart / 2 mast / dwarsgetuigd.
(ca 81 voet lang)

* SMAKSCHIP
Kustvaart.
(ca 70 voet lang)

* BUISSCHIP
Kustvaart.
(ca 65 tot 81 voet lang /20 voet wijt)

* ZEEBOEIERSCHIP
Zeevaart/Kustvaart /Driemast.
De grote mast staat iets achter over /Gaffelgetuigd
(ca 60 tot 70 last)
(ca 85 voet lang / ca 21 voet wijt /ca 11 voet hol)
Al in de 16e eeuw veel gebruikt in Dordrecht. De oudste afbeelding van een ZEEBOEIER met het wapen van Dordrecht is uit een keurboek 1568 te Dordrecht (Met Dissel en Bijl van Peter Horsman) In de 17e eeuw in Dordrecht veel gebruikt door de LONDONVAARDERS uit Dordrecht voor de intensieve handel tussen Dordrecht en Engeland.

(c) Papendrecht H.W.G. van Blokland-Visser, december 2016.