Aanmelden | Contact
Doorzoek de bronnen

300 JAAR HANDEL IN SUIKER TE DORDRECHT 1695-1905


Door H.W.G. van Blokland-Visser (Papendrecht 2015)
E-mail: hwg.blokland-visser@ziggo.nl

Bij gebruik van gegevens van de website vermeld dan:
"mw. H.W.G. van Blokland-Visser, Papendrecht (website: blokland.dordtenazoeker.nl)"

(deel 6) De inrichting van een suikerraffinaderij in Nederland (anno 1793 door Jan Hendrik Reisig)

DE INRICHTING VAN EEN SUIKERRAFFINADERIJ IN NEDERLAND (anno 1793 door JAN HENDRIK REISIG)

Overgenomen en aangepast uit ,,De Suikerraffinadeur" van J.H.Reisig 1793 (Stadsarchief Dordrecht /archief 489/26918/codes 10e


(afb. 1 - titel pagina 'De Suikerraffinadeur', 1793)

De schrijver Jan Hendrik Reisig, suikerraffinadeur te Amsterdam. Geb: ca 1725 te Amsterdam, overl: 1793 Amsterdam, z.v. Johan Gottlieb Reisig (suikerraffinadeur te Amsterdam) en Anna Telgorst. Hij was getrouwd met Anna Margret van Hooft.
De familie Reisig kwam uit Westfalen en was vanaf 1737 in bezit van de suikerraffinaderij ,,DE DRIE SUYKERBRODEN" aan de Lauriersgracht 125 te Amsterdam. De gevelsteen van deze suikerraffinaderij werd in 1998 opgegraven bij het St.Geertrui's klooster waarvan de kapel was gebruikt voor de suikerraffinaderij ,,De Drie Suykerbroden". De gevelsteen is ingemetseld in de suikerbakkerssteeg, zijstraat v/d Nieuwe Zijdsvoorburgwal.



(afb. 2 - Gevelsteen 'De Drie Suykerbroden', uit de suikerraffinaderij van de familie Reisig te Amsterdam. In 1700 in het klooster van St. Geertrui / in 1737 aan de Lauriersgracht. De gevelsteen is ingemetseld in de Suikerbakkerssteeg hoek Nieuwe Zijds Voorburgwal te Amsterdam.)

(afb. 3 - De SUIKERBAKKERSSTEEG hoek Nieuwe Zijds Voorburgwal)

Het boek heeft de volgende indeling
DEEL 1 DE AANKWEKING
1. Van het suikerriet in het algemeen
2. Aankweking van het suikerriet
3. Beschrijving van de suikermolens om het suikerriet te persen
4. Beschrijving van de suikerraffinaderijen in Amerika
5. De Suikerplantages
6. De toebereiding van het loogwater om de suiker te zuiveren
7. Korte beschrijving van het raffineren in West-Indië en Zuid-Amerika
DEEL 2 BEREIDING EN VERZENDING
8. De aanleg van een suikerraffinaderij in Nederland
9. Iets over de Hollandse suikerraffinaderijen in het algemeen
10. Het kalkwater
11. De aardbak
12. De schuimbakken
13. De vormbak
14. De gereedschappen
DEEL 3 DE OPGAVE VAN DE VERSCHILLENDE BEWERKING
15. Het suiker raffineren in het algemeen
16. Het schoonmaken van de suiker
17. Het gebruik van eieren en ossenbloed bij het zuiveren van de suiker
18. Verschillende suikers raffineren en de proef van de suiker nemen
19. De Suikers en siropen welke in een suikerraffinaderij worden verwerkt.
20. Het schuim voor het maken van basterdsuiker
21. De basterdsuiker
22. Het vullen van de suikervormen
DEEL 4
23. Het zolderwerk
24. Het Suiker verscheppen
25. Het hout schoonmaken
26. De Suikervormen een potten schoonmaken
27. De kuipen
DEEL 5 DE GEREEDSCHAPPEN IN DE SUIKERRAFFINADERIJ
28. De gereedschappen in de suikerraffinaderij
29. Het werkvolk in de suikerraffinaderij
30. Het besluit


(afb. 4 - Een pagina uit het boek 'De Suikerraffinadeur', J.H. Reisig 1793)

Het is Deel 11 uit de serie ,,De Volledige Beschrijving van Konsten, Ambachten, Handwerken, Fabrieken en hun Gereedschappen,, (Uitgever A.Blusse en zoon te Dordrecht).
Opgedragen aan
Jan Hendrik van Meeteren / Suikerraffinadeur te Dordrecht (1751 Dordrecht/1838 Amsterdam) Suikerraffinaderij in de Wijnstraat, z.v. Mattheus van Meeteren (suikerraffinadeur te Dordrecht) en Susanna Wilhelmina van Westerouwen.
Tot een duurzaam blijk van de oprechte hoogachting ,onder toe bede van bestendigen voorspoed in zijn persoon, huis en alle zijne betrekkingen, met de warmste genegenheid,opgedragen door Zijn bijzondere vriend de uitgever Pieter Blussé.


(afb. 5 - Een pagina uit het boek 'De Suikerraffinadeur', J.H. Reisig 1793, opgedragen aan JAN HENDRIK VAN MEETEREN suikerraffinadeur te Dordrecht, uitgever A. Blussé en zn te Dordrecht)

TOELICHTING:
Het voerde te ver, om de 204 pagina's van het boek ,,De Suikerraffinadeur", over te nemen. Het suikerraffineren is een complexe materie en ik heb het geprobeerd in een eenvoudige vorm de belangrijkste onderdelen van het raffineren van de ruwe suiker tot het suikerbrood op papier te zetten. Waarbij de platen uit het boek de aanknopingspunten waren. Ik kan een ieder aanraden bij een verder onderzoek naar deze vorm van suikerraffineren het originele boek ,,De Suikerraffinadeur" van J.H. Reisig te raadplegen.

H.W.G. van Blokland-Visser Papendrecht 2009


DE SUIKERRAFFINADERIJEN IN NEDERLAND (anno 1793 door JAN HENDRIK REISIG)



(afb. 6/7 - Detail van de aan- en afvoer bij de suikerraffinaderij 'De Drie Suykerbroden', van de familie Reisig aan de Lauriersgracht te Amsterdam door J.D.C. Velten.)

In onze provincie HOLLAND, waar de grond in vergelijking met vele andere landen, zeer duur betaald wordt, bouwt men de SUIKERRAFFINADERIJEN altoos in de hoogt om daardoor voor een gedeelte de lengte en breedte uit te winnen.
De grond voor de aanleg van een suikerraffinaderij dient uitgekozen te worden op een plaats, waar een brede straat is, een goede kade aan een watergracht om daardoor de suiker en andere waren die nodig zijn voor de raffinaderij, gemakkelijk met sleden en vaartuigen te ontvangen zijn.
De suikerraffinaderijen behoorden in de 17e en 18e eeuw tot milieu onvriendelijke en brandgevaarlijke bedrijven met zijn ketels en ovens schoorstenen enz., daar behoorden ook de Zeepziederij, de Brouwerij, de Mouterij, de Glasblazerij, de Ververij, de Branderijen en het Zout verwerkingsbedrijf.
Deze bedrijven werden aan de buitenkant van de stad gehouden.
Men heeft aan veel steden en vooral in Amsterdam oudtijds, niet zorgvuldig genoeg acht geslagen op een zodanige plaats wat niet alleen groot gemak geeft maar ook veel tijd wint en vele kosten bespaart.
Wanneer men nu een zodanige geschikte plaats als hierboven is aangewezen of uitgekozen, heeft men nog daarbij te zorgen dat de suikerraffinaderij die men bouwen wil rondom vrij kan staan met geen hoge gebouwen om haar heen en van achteren ook door niets wordt belemmerd.
Want bij al die suikerraffinaderijen die men tussen hoge gebouwen plaatst, ontbeert zij de verse lucht en doortocht, een van de eerste benodigdheid, veelal zelfs in de winter, maar voornamelijk in de zomer, met de zuid westen wind, die met een drukkende lucht veelal gepaard gaat.
Dat de potten en vormen waarin SIROPEN EN SUIKERS bewaard worden, zodanig doen zweten, dat men de potten en vormen niet behoorlijk kan behandelen. Als nu de lucht opklaart en de wind uit het oosten of noorden waait, is het nodig dat men de vensters allemaal open zet, waardoor alles weer opdroogt en de zure uitwaseming vervliegt.

VEREISTE van een goede locatie is, dat de raffinaderij niet rondom met huizen is ingesloten. Wanneer deze schoorstenen van de suikerraffinaderij namelijk niet hoog genoeg zijn opgemetseld zodat de wind niet rondom kan waaien belet men de trekking onder de kookpannen en daardoor de suiker te lang kookt en verliest haar sterkte en men verstookt onnodig kolen en verliest veel tijd.
Hierbij komt nog dat de stof van deze kolen met de rook die uit de schoorstenen komt (dus als de schoorstenen niet hoog genoeg boven de daken uit steekt) op de dakpannen van de naast gelegen huizen neervalt.
Vooral in de steden AMSTERDAM, ROTTERDAM en DORDRECHT en andere steden waar men het regenwater zo zorgvuldig moet opvangen, dat zeer nadelig en onaangenaam is.

VEREISTE aan de lengte, breedte en hoogte van het gebouw of met andere woorden men tekent een plattegrond.
Daarbij wil ik hier aangemerkt hebben, dat ik van een SUIKERRAFFINADERIJ spreek en mij in deze beschrijving eenvoudig tot de fabriek (bedrijf) bepaal en geen zins tot het doorgaans er naast staande woonhuis (van de suikerraffinadeur) bepaal.

DE INDELING VAN EEN SUIKERRAFFINADERIJ
1. Voor aan de Straatkant het pakhuis met kantoor.
2. Het Stookhuis met het onderste deel v/d broodstoven en de kookpannen. (staat achter het pakhuis)
3. Het Vulhuis (voor het vullen van de suikerbroodvormen)
4. De Opslagplaats (op de binnenplaats)
5. Op de 1e Verdieping met het bovenste deel v/d Broodstoven met een toegangsdeur en de Pakkamer voor het inpakken van de suikerbroden
6. Op de 2e verdieping moet er plaats zijn voor 350 a 400 Basterdsuikerbroodvormen van 25 tot 45 pond en de sirooppotten
7. Op de 3e verdieping/zolder moet er plaats zijn voor ca 4000 suikerbroodvormen van 3 pond en de sirooppotten
8. Op de 4e verdieping/zolder moet er plaats zijn voor ca 4000 suikerbroodvormen van 3 pond en de sirooppotten
9. Op de 5e verdieping/zolder moet er plaats zijn voor ca 4000 suikerbroodvormen van 2 pond en de sirooppotten.


(afb. 8 - De instoring van de suikerraffinaderij van Hendrik van Oordt en Co aan de Hoogstraat te Rotterdam op 28 juli 1843, door J. van Kempe. De vloeren van de zolders in de suikerraffinaderij konden het gewicht van de vele suikerbroodvormen niet meer dragen.)

De verdiepingen in een suikerraffinaderij moeten sterk en hecht zijn en de vloeren moeten met goede balken worden onderschraagt omdat er grote gewichten op deze vloeren komen te rusten soms wel van 60 a 70.000 ponden.
Er moeten voldoende ramen zijn die het licht brengen om bij te werken en open gezet kunnen worden. Op iedere verdieping en zolders moet 2 ijzeren kachels geplaatst worden en in de uiterste hoeken worden ingemetseld.
Deze kachels zijn nodig voor het drogen van de suikerbroden.
Boven de kachels maakt men een koker die naar de andere verdiepingen gaan.
In deze kokers maakt men luikjes zodat de warmte overal benut kunnen worden.

De vereisten om een SUIKERRAFFINADERIJ in een behoorlijke orde aan te leggen.
Haar lengte moet zijn ten minste:
Lengte van 150 voet (Rijnlandse voet is 31.4 cm)
Breedte van tenminste 30 voet

Van de hoogte zullen we naderhand spreken deze moet altijd evenredig zijn naar haar grote.
Men zorgt met de aanleg van de lengte voor behoorlijk licht, om niet de toevlucht te moeten nemen tot lampen of kaarsen op een heldere dag. Waarbij het altijd onaangenaam werken en kostbaar is.
Ik spreek hier niet van het leggen van fundamenten, vermits men lichtelijk begrijpt, dat een gevaarte van een zo'n groot gebouw en een zodanig grote zwaarte moet torsen een goede fundatie moet hebben.

INDELING VAN EEN SUIKERRAFFINADERIJ

VOOR AAN DE STRAATKANT HET PAKHUIS MET KANTOOR
Voor aan de straat, is de plaats van de opslag en aflevering en dient men 2 zeer grote deuren van 10 voet breedte te hebben om de vaten van o.a. 3000 pond gemakkelijk te kunnen in en uit vervoeren.
Deze deuren moeten leiden tot een pakhuis, welke vooraan de volle breedte van het gebouw en binnen behoorlijk verlicht is.

Deze vereisten zijn nodig om aan de vaten waar in de geraffineerde SUIKERBRODEN gepakt en verzonden worden een behoorlijke plaats te geven en dat men altijd nog zoveel ruimte open houdt dat men om een vat kan af te leveren zonder dat er soms 6 à 7 vaten van soms 2000 à 3000 pond nodeloos verplaatst moet worden wat kosten en tijd verspilt.
Nog beter is het, wanneer men een pakhuis heeft dat afzonderlijk naast het bedrijf gelegen is en dat het pakhuis door een grote deur direct is verbonden met de suikerraffinaderij.
Doch de grond in Holland is zo duur dat er maar weinig suikerraffinaderijen zijn die aan de boven genoemde voorrechten voldoen.
In het PAKHUIS moet een balans zijn met zoveel gewicht, zodat men ten minste 1800 pond daarop kan wegen.
Deze balans moet hangen vlak bij de grote windas die de suikerbroden die boven op de zolders zijn vervaardigd met deze windas naar beneden gelaten kunnen worden en vervolgen dicht bij de balans zijn waarop zij worden gewogen.

Naast de ingang van het pakhuis moet een
KLEIN KANTOOR (COMPTOIR) afgescheiden worden dat alleen dient om het gewicht van de afgewogen SUIKERS op te schrijven

Het grote Comptoir (kantoor) moet elders in het bedrijf geplaatst worden waar het minder hinderlijk is.

HET STOOKHUIS
Direct achter het pakhuis is het stookhuis hier moeten de
4 suikerbakken geplaatst worden
Iedere suikerbak moet tenminste opgehaald zijn tot aan de 1e verdieping waarop een luik gemaakt is waardoor men de ruwe suiker kan storte
  • 1. suikerbak voor POEDERSUIKER
  • 2. suikerbak voor TETESSUIKER
  • 3. suikerbak voor MELISSESUIKER (sterke suiker uit Dom Rep, Brazilie en Cuba
  • 4. suikerbak voor LOMPENSUIKER (sterke suiker uit Dom Rep en Suriname)

Naast de suikerbakken worden de schuimmanden geplaatst.
Tegenover deze suikerbakken wordt een 1e groot vierkant trekgat aangebracht dat van de bovenste verdieping van de suikerraffinaderij naar beneden loopt en waarin een touw en een blok hangt om het een en ander te kunnen verplaatsen naar boven en naar beneden.
(Voor in het gebouw wordt de windas geplaatst)

Men plaatst er meestal 3 stoven, 1 Kandijstoof en 2 Broodstoven.
De stoven worden gebouwd van beneden tot in de 1e verdieping.
Iedere stoof heeft zijn eigen grote ijzeren ingemetselde kachel welke van buiten met steenkool gestookt wordt.

PLAAT VOORSTELLEND HET STOOKHUIS IN DE SUIKERRAFFINADERIJ


(afb. 8a - PLAAT II, VOORSTELLENDE HET STOOKHUIS IN DE SUIKERRAFFINADERIJ)

Fig. 2. Een gat in de muur waarachter een kolenhok om de achterste Kookpannen gemakkelijker te kunnen stoken.
Fig. 3. Een ruimte tussen de Stoven en de Kookpannen, waarin men de kolenhok om de voorste Kookpannen te kunnen stoken
Fig. 4. DE WATERPOMP met 2 slingers, waarvan
A. Het verse water opgeeft.
B. Het brakke water opgeeft.
Fig. 5. De Kalkbak is gemaakt van cement en in de grond geplaatst met een tussenmuur samen bevatten zij 200 tonnen water.
C. Laat men vers water in.
D. Laat men brak water in.
Fig. 6. De KLAARSELKETEL (klaarsel is schone suiker) deze is van koper gemaakt en in de grond gemetseld en voldoende voor 8 a 9000 ponden schoongemaakte suiker. E, F, G, H KOOK, ZIEDPANNEN
De 4 kook, ziedpannen worden achterin het gebouw geplaatst.
Iedere kookpan heeft zijn eigen kachel en zijn ingemetseld met daaronder een gewelf.
I, K, L, M De 4 Stookgaten onder de Kookpannen.
N, O Zijn de houten roosters waarmee men onder de fornuizen van de Kookpannen komt.
P, Q Zijn de 2 schoorstenen van de fornuizen.

OPSLAG VAN DE RUWE RIETSUIKER
Voor men met de verwerking van de ruwe rietsuiker begint werd deze ingekocht in Rotterdam via een suikermakelaar, en verscheept naar Dordrecht en daar afgeleverd bij de suikerraffinaderijen, en verdeeld in 4 soorten in de suikerbakken die in het stookhuis stonden gestort via een luik buiten.
Vanuit een open bak binnen kan men de ruwe suiker pakken voor gebruik en naar de kookpannen brengen. VOORRAAD RUWE SUIKER van 3 a 4 maanden.
De meest ruwe rietsuiker kwam met
Vaten met St.Domingo suikerpoeier uit ST.DOMINGO. (Dominicaanse Rep)
Kisten met Havanna suikerpoeier uit CUBA.
Kisten met BRAZILIAANSE suiker in kisten van 1000 a 1500 pond deze ruwe suiker laat zich goed met andere ruwe rietsuiker mengen.
Kisten met SURINAAMSE suiker uit Suriname.

STEENKOLEN
Er moest een grote voorraad kolen zijn voor het stoken van de kachels en ovens. (Hoeveelheid was 1 Hoed (A,dams) = 11.72 hl steenkool)

KALK
en grote voorraad kalk dat nodig was voor de zuivering van de suiker. (Hoeveelheid was 1 Hoed (A,dams) = 11.72 hl

AARDE
Een grote voorraad aarde dat nodig was voor het afdekken van de voet van de suikerbroodvormen. (werd aangevoerd uit Rouaan, Frankrijk, als ballast in de schepen.

VERS WATER
Het verse water werd in tonnen aangevoerd in speciale waterschepen en deze was nodig voor de zuivering van de suiker in de kookpannen.
In Amsterdam betaalden de suikerraffinadeurs rond 1790 voor 100 tonnen vers water f 4,-a f 5,- het verse water kwam van boven Weesp en werd met schepen aangevoerd naar Amsterdam.

EIEREN
Grote voorraad eieren die nodig zijn voor de zuivering van de suiker bij het koken in het eiwater werden 70 a 80 eieren gebruikt

PAKPAPIER
Een voorraad pakpapier en potten met bindgaren.
1 riem is 500 vel Blauw Papier, gemaakt in Nederland.
1 riem is 500 vel wit en grauw papier, gemaakt in Frankrijk en Italië.
Vaten en Kandijkistjes voor het vervoer van de suiker.

STRO
Een voorraad stro voor het aanmaken en stoken van de kachels en het verpakken van de suikerbroden in kisten.

KISTEN VOOR HET VERVOER

PLAAT IV DE SCHUIMBAK EN DE AARDBAK IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ

Fig. 1 De SCHUIMBAK met zijn middenschot.

(afb. 9 - PLAAT IV, DE SCHIMBAK En DE AARDBAK IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ)

A. Hierin worde de grove schuim of drek gedaan
B. Hierin wordt het fijne schuim gedaan
(Het schuim werd weer hergebruikt voor het maken van basterdsuiker)

Fig. 3 DE AARDBAK met 3 afdelingen
CC. Zijn de afdelingen waarin de aarde werd gezuiverd Deze aarde was nodig om het kristalliseren van de suiker in de SUIKERBROODVORMEN te stimuleren.
De aarde die werd gebruikt in de suikerraffinaderijen was een soort mergel, witachtig van kleur en werd ingevoerd uit de buurt van Rouaan/Normandie in Frankrijk en werd als ballast in schepen aangevoerd naar Nederland.

  • 1e De aardbakken werden gevuld met de aarde en water en men liet het 10 a 12 uur staan.
  • 2e Als de aarde week was geworden en geheel gezakt was het water roodachtig van kleur en werd het water voorzichtig weggeschept met een grote koperen lepel (schepper),
  • 3e Er ging weer water bij in de bak en daarna werd er een plank over de bak gelegd waarop een knecht zat die met de doorsteker (een hout van 4 voet lang) onder spits toelopend die de aarde tot op de grond doorboorde.
  • 4e Daarna werd het water eraf geschept en dat werd nog een paar keer herhaald. Dit zuiveren duurde 3 dagen, de aarde werd na te zijn schoongemaakt met water weer gedroogd en
  • 5e Daarna weer nat gemaakt en geroerd tot een wit grauwe brei zonder kluiten ontstond en zo dik was dat het hout er in kon staan. Het werd daarna in verschillende dikte gemaakt die nodig waren om te gebruiken als deklaag voor de verschillende soorten suikerbroden.
  • 6e Nadat de SUIKERBROODVORMEN met de suiker enkele dagen boven de uitlooppotten voor de siroop hadden gestaan, werd de voet van de suikerbroodvormen met deze aarde afgedekt dit om het kristalliseren van de suiker te bevorderen.
  • 7e Als de aarde opgedroogd was werd deze verwijderd en werd er weer een deklaag aarde opgebracht, dit werd enkele malen herhaal.

PLAAT VI VOORBEREIDING VAN HET VULLEN VAN DE SUIKERBROODVORMEN


(afb. 10 - PLAAT VI, VOORBEREIDING VAN HET VULLEN VAN DE SUIKERBROODVORMEN)

Fig. 20 Een koelpan waarin de suiker voor het vullen werd gedaan.
Fig. 21 Een koelspade. (om de suiker massa goed te verdelen voor het vullen)
Fig. 23 Een omgekeerde Kandijpot op een siroop uitlekbekken.
Fig. 24 Een Schuimmand op een koelpan.(voor de basterdsuiker)
A. Het bekleedsel.(Stramien/grof weefsel) van de schuimmand (voor de basterdsuiker)
B. De 3 balken of bomen die gebruikt werden om de schuimmand te dragen.
Fig. 25 Een schuimbekken.(voor de basterdsuiker)
Fig. 26 Een stapel 2 ponds suikerbroodvormen 5 hoog.
Fig. 27 Een vulgast die met een kuiphout de vormen kleutert. (controleert of er scheuren in de vormen zitten)
Fig. 28 De manier om de suikerbroodvormen plaatsen voor deze gevuld worden.
Fig. 29 Het Stoplapje dat wordt gebruikt om in het gat in de punt van de suikerbroodvormen te doen.
Fig. 30 Hetzelfde Stoplapje om de duim gedraaid voor het in het gat in de punt van de suikerbroodvormen wordt gedaan. Fig. 31 Enige voorzetsels van de vormen zodat die stevig bleven staan.

De SUIKERBROODVORMEN van 2 a 3 pond werden vooraf gecontroleerd op barsten en gestapeld en klaar gezet om te vullen.
De 2 ponds suikerbroodvormen werd met 5 stuks gestapeld.
De 3 ponds suikerbrood vormen werden met 2 stuks gestapeld.
De basterdsuikerbroodvormen enkel neer gezet.

De KANDIJPOTTEN van koper die gevuld waren met draden werden gecontroleerd.
Grote suikerbroodvormen voor de LOMPEN en BASTERD suiker werden gecontroleerd of gerepareerd.
Afhankelijk van welke suiker er gekookt ging worden werden de kachels s'nachts aangestoken door de suikerbakkersknechten, die allen in de suikerraffinaderijen woonden. De suikerraffinaderij was 24 in werking.

SUIKERBROODVORMEN
Het aantal suikerbroodvormen die er nodig waren voor een suikerraffinaderij:
9000 stuks 3 POND Suikerbroodvormen.
4000 stuks 2 POND Suikerbroodvormen.
1300 stuks LOMPEN vormen.
1500 stuks BASTERD suikervormen van 25 of 45 pond.
Platte basterdsuiker potten.
Sirooppotten.
280 KANDIJPOTTEN van 25 pond


(afb. 11 - EEN SUIKERBROODVORM. Gebruikt in de suikerraffinaderijen van ca 1600 tot 1850. Gemaakt van ongeglazuurd aardewerk met in de punt een gat voor de uitloop van de siroop in de sirooppot. De voet diameter 34.5 cm . hoogte 17 cm)

DE SUIKERBROODVORM
De Suikerbroodvormen werden in Nederland gebruikt vanaf 1600 tot 1850.
Zij werden gemaakt van ongeglazuurd aardewerk uitlopend in een punt met een gat erin.
Bij de voet zat een rand (een moet) om voor het vullen een ring onder aan te brengen
Een 2 ponds suikerbroodvorm had een diameter van 34.5 cm en een lengte van 17 cm.

(afb. 12 - EEN SIROOPPOT. Deze stond onder het omgekeerde suikerbroodvorm om de uitloop van de siroop op te vangen)

KANDIJPOT
Was van rood koper gemaakt en was 1 voet hoog (31,4 cm) en 1 voet breed en liep nauwer naar beneden toe met een diameter van ½ voet.

SIROOPPOTTEN
Potten voor ongedekte siroop /uit de eerste bewerking van het suikerbrood
Potten voor gedekte siroop /uit de 2e bewerking na het aanbrengen van een deklaag van aarde op de voet van het suikerbrood
Potten voor de naloop siroop / uit de 3e bewerking en de laatste en zuiverste siroop.

PLAAT V HET SUIKERKOKEN

Fig. 15 Een koperen buis door welke men het Klaarsel (schone suiker) uit de kookpan in de mand laat lopen.
Fig. 16 Een afdraagbekken.
Fig. 17 Een Kandijbekken staat boven een kookpan
E De Mr. SUIKERBAKKER die bezig is de suiker te proeven.
F SUIKERKOKER die in de kookpan roert.
G Een SUIKERKOKER die het schuim afschept.
Fig. 18 Een Proefstok.
Fig. 19 De hand van de Mr. SUIKERBAKKER die de proef van de suiker neemt.
Fig. 22 Een omgekeerde KANDIJPOT op de kookpan.
H Enkele afgedompte KANDIJPOTTEN (rechts vooraan).


(afb. 13 - PLAAT V, HET SUIKERKOKEN IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ)

DE RUWE SUIKER KOKEN
Dan kon men beginnen om de ruwe rietsuiker te gaan koken en zuiveren
Met de volgende bewerkingen:
1e Smelten van de Ruwe suiker.
2e Schuim afscheppen.
3e Weer koken en zuiveren met kalk en eieren.
4e Indikken tot siroop.
5e Het vullen van de suikerbroodvormen.
6e Het verplaatsen van de suikerbroodvormen naar de diverse zolders.
7e Uitlekken op de sirooppotten.
8e Afgedekt op de voet van de suikerbroden met een laag aarde.
9e Kristalliseren in de suikerbrood vormen.
10e Naar beneden gebracht en uit de vormen gehaald.
11e In de broodovens geplaatst 4 dagen stoken en 2 dagen afkoelen.
12e Naar de pakkamer en ingepakt met blauw en wit papier.
13e Omwonden met touw gepakt in grauw pakpapier.
14e In kisten met stro geladen voor transport.

De kachels werden s'nachts aangemaakt met stro en duigen en mocht niet te hevig branden, daarna werden er steenkolen bijgedaan en gingen de deuren van de kachels dicht.
De suiker werd uit de suikerbakken in het stookhuis geschept afhankelijke welke suiker er werd gemaakt en gecontroleerd of de kwaliteit juist was door de Mr. SUIKERBAKKER.
Daarna werd er een mengel gemaakt van vers water met kalk vermengd op de suiker te zuiveren en in de kook/ziedpannen gedaan en liet men dit een halve dag staan of werd het mengsel aangevuld met het wit van ca 30 eieren.

1e KOOK
Door steeds te roeren en met een getemperd vuur onder de kookpan, dit gebeurde door de suikerkoker, voorkwam men het aanbranden en loste de suiker zich op.
Vlak voor dat de suiker ging koken deed men het vuur onder de kookpan uit. Boven op de suiker vormde zich een dikke laag schuim of drek de oneffenheden hadden zich aan het eiwit en de kalk gehecht.
De schuim werd er afgeschept en in schuimmanden gedaan.

2e KOOK
Weer werd er een mengsel van kalkwater en eiwit toegevoegd en de kachel weer opgestookt en geroerd en afgeschuimd. Hierna ontstond er een heldere siroop (KLAARSEL) genoemd, deze werd gezeefd door een grove doek (STRAMIEN) die in een mand gelegd die op latten boven de Klaarselketel stond.

3e KOOK
Het KLAARSEL werd in de volgende kookpan gedaan en de kachel hoog opgestookt.
Als de siroop dreigde over te koken gooide de Mr. SUIKERBAKKER een beetje kaarsvet of boter in de kookpan.
Door het inklinken van de siroop werd de suiker in de kookpan steeds stroperiger de Mr. SUIKERBAKKER nam regelmatig een PROEF met de PROEFSTOK waar vanaf hij de SUIKER tussen duim en wijsvinger draaide en een draad trok om te kijken of de SUIKER al goed was.
Het juiste vuur onder de kookpan en het roeren werd bepaalt door de SUIKERKOKER die onder de Mr. SUIKERBAKKER stond.
Was de suikermassa goed dan werd deze in de koelketels gedaan in het vulhuis.

HET VULLEN VAN DE SUIKERBROODVORMEN
De VULGASTEN waren ervaren zolderknechten die rustig en bedaard met de suikerbroodvormen omgaan bij het vullen van de 2 pond suikerbroodvormen.
Drie VULGASTEN zijn vanaf s'morgens 6 uur bezig.
Eerst worden er 1e 200 SUIKERBROODVORMEN gekleuterd op barsten gecontroleerd.
2e Daarna worden de vormen op een stelling geplaatst en gestopt met een STOPSEL
3e Men draait een vierkant lapje in de vorm van een peperbusje om de duim en steekt het spitse einde in de punt van de vorm met een kuiphout wordt het STOPSEL vast geslagen en plat geslagen in de vorm.
4e Daarna worden zij tegen de muur aangezet de vormen op de punt zodat ze niet omvallen er worden voorzetsels tegenaan gezet (oude kapotte vormen).
5e Dan kan het vullen gaan beginnen met een vulbekken met een spits toelopende tuit.
6e De 2 pond SUIKERBROODVORMEN worden in 2 keer gevuld.
7e De 3 pond SUIKERBROODVORMEN worden in 3 keer gevuld.
8e De BASTERD en LOMPENVORMEN worden in een keer gevuld en voortdurend geroerd.
9e Daarna worden al de vormen bij de MOET (rand bij de voet) geringd.
10e Als de vormen gevuld zijn komt al het personeel om in de gevulde vormen te roeren zodat de suiker zich goed mengt en men laat de gevulde vormen een dag staan.
Daarna worden de zolders schoon gemaakt en met schoonzand bestrooid en alles klaar gezet voor de nieuwe voorraad suikerbroden.

PLAAT IX HET VULHUIS EN HET VULLEN VAN DE SUIKERBROODVORMEN


(afb. 14 - PLAAT VII, HET VULHUIS EN HET VULLEN VAN DE SUIKERBROODVORMEN IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ)

Fig. 32 Een VULGAST die de vormen zet om gevuld te worden.
Fig. 33 Een VULGAST die de vormen vult.
Fig. 17 Een Kandijbekken staat boven een kookpan
Fig. 34 Een Roermes.
Fig. 35 /A De koelpannen van de suikersiroop met links een VULGAST die een afdraagbekken (met een spits toelopend tuit) vult.
Fig. 36 Een opsteker.
Fig. 37 Enige Sirooppotten om de uitlek van de siroop op te vangen.
Fig. 38 Een Trekmand (hierin worden de gevulde 2 pond en 3 pond suikerbroodvormen door het trekgat naar de zolders getrokken).
Fig. 39 Een Knaap (blok hout waarop de trekmand staat).
Fig. 40 Een Lompring (ring van touw waarin de grotere vormen Lompensuiker met de punt onder naar boven getrokken.
Fig. 41 Een ELST waarmee men in de suikerbroden steekt als proef.
Fig. 42 Een Basterdpriem.
Fig. 43 Een Krabkast.

HET OMHOOG BRENGEN VAN DE SUIKERBROODVORMEN

  • 1e Na een dag te hebben gestaan komt al het werkvolk weer bij elkaar om de suikerbroden naar boven te trekken.
  • 2e Op de zolders staan 4 a 5 man bij het trekgat om de TREKMAND naar boven te trekken.
  • 3e Een knecht staat op de zolder om de vormen aan te nemen en een knecht die de vormen op hun plaats zet.
  • 4e De TREKMAND wordt op de KNAAP geplaatst en gevuld met 5 stuks 3 pond vormen of 6 stuks 2 pond broden. De touwen van de trekmand worden om de trekhaak geslagen.
  • 5e De knecht roept HEROP als teken dat men de mand omhoog kan trekken.
  • 6e Boven worden zij uit de mand genomen door de knecht die in zijn linkerhand een ELST heeft, een grote of kleine dat hangt er vanaf of het 3 pond of 2 pond broden zijn.
  • 7e Hij trekt het STOPSEL uit de vorm en werpt dit in een mand (de stopsels worden gewassen en weer gebruikt).
  • 8e Steekt de ELST in de punt van de vorm
  • 9e Zet de vorm op de SIROOP UITLEKPOT (op de pot gestoken).
  • 10e De LOPMENSUIKERBRODEN worden stuk voor stuk naar boven getrokken.
  • 11e Zij worden omgekeerd met de punt naar beneden in een ring van touw geplaatst zodat de vorm vast hangt.
  • 12e In de morgen naar boven getrokken het STOPSEL eruit gehaald.
  • 13e De vormen op de siroop uitlekpot gezet.
  • 14e De vormen in de middag met de ELST (van 1vinger lang) in de punt van de vormen gestoken.
  • 15e De BASTERDSUIKERBRODEN worden naar boven gelopen omdat zij zo zwaar zijn van 25 tot 45 pond.
  • 16e Zij worden omgekeerd met de punt naar beneden in een ring van touw geplaatst zodat de vorm vast hangt.
  • 17e Naar de 2e verdieping gebracht en het STOPSEL eruit gehaald.
  • 18e De vorm op de siroop uitlekpot gezet.
  • 19e De vorm de volgende morgen met een houten PRIEM in de punt van de vorm wordt gestoken.


(afb. 15 - SUIKERBAKKERSKNECHTEN TUSSEN DE SUIKERBROODVORMEN. De suikerbroodvormen staan op[ de sirooppotten, de suiker kristalliseert in deze suikerbroodvormen en de siroop loopt via een klein gat in de punt in de sirooppot. De suikerbakbersknechten achteraan snijdt de laatste resten van de dekwaarde weg van de voet van het suikerbrood om daarna weer een nieuwe laag dekaarde aan te brengen.)

HET KRISTALLISEREN VAN DE SUIKERBRODEN

  • 1e Al de suikerbroden blijven een paar dagen staan op de siroop uitlekpotten. (deze siroop noemt men ONGEDEKTE SIROOP)
  • 2e Het terecht brengen van de suikerbroden deze worden uit de vorm gehaald en op de KRABKAST (holle bak) gelegd waarover een Lat ligt.
    Het suikerbrood wordt rondom afgekrabd met een mes daarna met de voet op de grond gezet
    De uitlek siroop wordt verzameld en in grote voorraad sirooppotten gedaan.
  • 3e De SUIKERBRODEN worden op de voet met NATTE AARDE AFGEDEKT. (de aarde bevorderd de kristallisatie van de suiker) en weer op de siroop uitlek potten gezet. (deze siroop noemt men GEDEKTE SIROOP)
  • 4e De opgedroogde aarde (deklaag) wordt verwijderd en de suikerbroden blijven enige dagen zonder deklaag staan waarna zij weer allemaal een deklaag van dunnere aarde krijgen en op de siroop uitlekpotten geplaatst. (deze siroop noemt men NALOOP SIROOP / de zuiverste siroop)
  • 5e De suikerbroden worden ontdaan van de 2e of 3e deklaag en uit de vorm gehaald en gecontroleerd of de koppen van de suikerbroden goed zijn en de broden worden glad gemaakt plomooyen genoemd.
  • 6e De voet van het suikerbrood werd afgeveegd en met de punt weer op een pot gezet om de voet te laten drogen dit duurde 3 à4 dagen. (BOMEN genoemd)
  • 7e Daarna werd de vorm weer omgekeerd en de voet op de grond gezet om de nattigheid van uit de kop naar beneden te laten zakken. (VERTREKKEN genoemd)
  • 8e Daarna werden de suikerbroden met 5 a 6 vormen in een mand naar beneden gelaten.
  • 9e Naar de broodstoven en uit de vormen gehaald (GELOST) en in de stoven op latten geplaatst om er verder de drogen.
    1e dag werd de kachel in de broodstoof matig gestookt boven werd de stoofdeur open gezet.
    2e dag werd de warmte opgevoerd.
    3e en 4e dag werd de warmte nog verder opgevoerd en gingen de stoofdeuren dicht.
    5e en 6e dag De kachel werd uitgezet en het vuur ging uit na 2 dagen waren de suikerbroden droog.
  • 10e Daarna gingen de suikerboden naar de pakkamer om gepapierd te worden

PLAAT VIII DE BROODSTOOF VOOR HET DROGEN VAN DE SUIKERBRODEN


(afb. 16 - PLAAT VIII, DE BROODSTOOF VOOR HET DROGEN VAN DE SUIKERBRODEN IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ.)

Een doorsnede van een broodstoof:
A De Kachel van de broodstoof.
B Het Stookgat.
C Het Rooster dat warme lucht doorliet.
DD De Schoorsteen.
EE De Leggers waarop de latten rusten.
F De latten voor de leggers waarop de suikerbroden werden geplaatst.
G De Deur op de 1e verdieping.
H Het Plafond van de 1e verdieping.
I Het Luik waardoor de warmte wordt uitgelaten.
Een doorsnede van een broodstoof:
A De Kachel van de broodstoof.
B Het Stookgat.
C Het Rooster dat warme lucht doorliet.
DD De Schoorsteen.
EE De Leggers waarop de latten rusten.
F De latten voor de leggers waarop de suikerbroden werden geplaatst.
G De Deur op de 1e verdieping.
H Het Plafond van de 1e verdieping.
I Het Luik waardoor de warmte wordt uitgelaten.

Iedere stoof heeft zijn eigen ijzeren kachel welke binnenin de stoven is ingemetseld en van buiten met steenkolen gestookt kan worden.
In een broodstoof konden
2000 stuks 3 pond suikerbroden en
3600 stuks 2 pond suikerbroden tegelijk gedroogd worden

De KANDIJSTOVEN
Hebben eikendelen van 3 a 4 duim dik hierin zet men de Kandijpotten van 25 pond. De kandij potten stonden 6 a 7 dagen in de stoof om te drogen.
Iedere Stoof heeft zijn eigen ijzeren kachel welke binnen de stoven is gemetseld en van buiten met steenkolen gestookt worden.

BASTERDSUIKER werd niet in de broodstoof gedroogd. De grote basterdsuikerbroden van 25 a 45 pond stonden eerste op de 2e zolder om uit te lekken en werden daarna naar de zolders gebracht om daar 5 a 6 maanden te drogen.

PLAAT IX DE PAKKAMER VAN DE SUIKERBRODEN

Fig. 44 Een SUIKERBAKKERSKNECHT is bezig met gladmaken( het plomooyen) van de suikerbroden.
Fig. 45 Een omgekeerd suikerbrood klaar om te vertrekken.
Fig. 47 Een pak (1 riem /500 vel) BLAUW PAPIER. (½ vel Wit papier/ ½ vel Blauw papier)op de papiertafel. daarvoor een stapel KOPPENPAPIER.
Fig. 48 Het SUIKERBROOD is het onderste gedeelte gepapierd. (met Blauw papier). Fig. 49 Het SUIKERBROOD is ook het bovenste gedeelte de kop in KOPPENPAPIER gewikkeld maar nog niet omgedraaid. (de kop werd verpakt in 2 halve vellen 1 wit en 1 blauw)
Fig. 50 Het Koppenpapier is om de kop van het suikerbrood gedraaid en omgeslagen.
Fig. 51 Het SUIKERBROOD is gebonden.
Fig. 54 Een gesneden KANDIJPOT.
Fig. 55 Een KANDIJKISTJE gevuld met ingepakte Kandij

PAKPAPIER
Werd geleverd in
Een Riem papier /500 vel Blauw papier (gemaakt in Nederland).
Een Riem papier/500 vel wit en grauw papier (gemaakt in Frankrijk en Italië)


(afb. 17 - PLAAT IX, DE PAKKAMER VAN DE SUIKERBRODEN IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ.)

HET INPAKKEN VAN DE SUIKERBRODEN EN KANDIJ

  • 1e Na het afkoelen van de SUIKERBRODEN in de broodoven werden zij naar de pakkamer gebracht op de 1e etage om daar te worden ingepakt. Het BLAUWE papier (alleen voor de voet). ½ vellen WIT en BLAUW koppen papier (voor de kop van het suikerbrood) en GRAUWE pakpapier ligt al klaar voor de PAPIERDER. De Potten met bindgaren staan klaar voor de BINDER en de INPAKKER hebben de manden en het stro voor het pakken van de broden met de kistjes voor het vervoer van Kandij als klaar gezet.
  • 2e Van de suikerbroden worden eerst de voet afgeschraapt.
  • 3e Daarna gaan ze naar de PAPIERDER die en heel blauw papier om de onderste helft en de voet van het suikerbrood dicht vouwt.
  • 4e Daarna komt het koppen papier een half vel wit en blauw papier dat wordt neer gelegd. (het witte papier gaat tegen de kop aan zodat de blauwe verf van het papier niet kan afgeven aan de kop van het suikerbrood).
  • 5e Het SUIKERBROOD wordt schuin in het papier gewikkeld zodat de 2 bovenste punten van het koppen papier 1 vinger lang boven de kop uitsteken.
  • 6e Dan worden deze punten van het koppen papier vastgepakt en draait men het SUIKERBROOD enigszins rond en slaat men vervolgens de punten plat als een bescherming voor de punt. (De SUIKERBRODEN gewikkeld in blauw en wit papier (de fijnste suiker).
  • 7e Gaan daarna naar de BINDERS die het suikerbrood 3 maal kruislings omwinden en ronddraaien waardoor het bindtouw enige malen rond om de kop draaien en het bindtouw wordt afgesneden. Het fijne KANDIJ suiker wordt verpakt in blauw en wit papier Gewone KANDIJ in blauw papier
  • 8e De inpakkers pakken de suikerbroden in grauw papier waarna zij in vaten of manden in stro verpakt.

VERVOER VAN DE SUIKER
DE SUIKERBRODEN werden rond gelegd met de punten naar het midden en gevuld met stro in manden of vaten van verschillende grote.
De vaten die over de Rijn/Maas werden vervoerd hadden een inhoud van 2000 a 2500 pond.
Kisten van mindergewicht waren voor vervoer naar de Oostzee bestemd en hadden een inhoud van 800 a 1000 pond.

KANDIJ
De kandij werd vervoerd in Kistjes van 35 tot 70 pond Daarna werd de deksels erop gespijkerd en het gewicht in rood erop vermeld en met hoepels er omheen voor de stevigheid en daarna gemerkt.

SOORTEN SUIKER
De 2 ponds suikerbroden werden gekocht door de huisvrouwen de kok de kokkin of de apotheker zij bewerkten het suikerbrood zelf tot hanteerbaren suiker.(Broodsuiker genoemd) een pond was 494.09 gram.
In een kookboek uit 1688 worden er diverse recepten beschreven waarbij men broodsuyker gebruikte.
Er werden in die tijd al de eerste mooie suikerstrooiers en schaaltjes voor de Kandij gemaakt van zilver.
Later kwamen de verschillende mooie kristallen suikerpotten en schaaltjes voor Kandij en Kandij knijpertjes en poedersuikerstrooiers van zilver.

KANDIJ
Was de fijnste suiker in verschillende soorten. (witte blanke Kandij/ gele bruine Kandij en de zwarte Boerhave Kandij)
Suikerbroden van 2 a 3 pond voor poedersuiker.
Suikerbroden van 2.a 3 pond voor raffinadesuiker (witte suiker).
Suikerbroden van 2 a 3 pond voor melisse suiker (licht bruine suiker) gemaakt van sterke suiker uit St. Domingo /Brazilie en Cuba/Havana.
Grote suikerbroden van 3 pond voor Lompensuiker (bruine suiker) gemaakt van suiker uit Suriname gemixt met ruwe suiker uit de St. Domingo (Dominicaanse rep)
Grote Suikerbroden van meer dan 25 a 45 pond van basterdsuiker.

PLAAT X HET VERWERKEN VAN BASTERDSUIKER


(afb. 18 - PLAAT X, HET VERWERKEN VAN BASTERDSUIKER IN EEN SUIKERRAFFINADERIJ.)

Basterdsuiker wordt gemaakt van de siropen en het afgeschepte schuim van de 2 en 3 ponds suikerbroden. De siropen en het schuim wordt samen gevoegd en weer gekookt.
De basterdsuiker heeft een helder bruine kleur.
Fig. 52 Een suikerbakkersknecht die de kop van het basterdsuikerbrood afsteekt.
Fig. 53 Een suikerbakkersknecht die de basterdsuiker snijdt.
Fig. 56 Een schoonmaak spade.
Fig. 57 Een suikerbakkerknecht die de suikerbroodvormen knipt.
Fig. 58 De ring van koperdraad voor het heuven. Fig. 59 Een spiel.
Fig. 60 Een basterdsuikerbroodvorm die is geheeld met spielen bezet met losse hoepels.


((afb. 19/20/21) DE TAXATIE VAN DE SUIKERRAFINADERIJ 'DEN TOELAST' TE DORDRECHT ANNO 1784 (archief 9/1242 suikerraffinaderij DE KUYSER/MEIJER & BACKER)


((afb. 22) BUITENKANT BRIEF AAN DE KUYSER/MEIJER & BACKER Kooplieden (in suiker) te Dordrecht 6 juli 1879 (eigenaren v/d suikerraffinaderij 'Den Toelast') afz J. Elias te Veere)


((afb. 23) BRIEF MET BESTELLING Hier nevens twee leege zuykerkistjes, van welke een geliefde te vullen, met middel Bastaard of Keuken Zuyker en deselve nevens een Lomp Zuyker van 20 of 25 pond. per schipper Loggen voor mijn rekening te senden blijven uw edelen Dienaar, J. Elias (Veere 6 juli 1789))

(c) Papendrecht H.W.G. van Blokland-Visser, 2009-2010.