Aanmelden | Contact
Doorzoek de bronnen

300 JAAR HANDEL IN SUIKER TE DORDRECHT 1695-1905


Door H.W.G. van Blokland-Visser (Papendrecht 2015)
E-mail: hwg.blokland-visser@ziggo.nl

Bij gebruik van gegevens van de website vermeld dan:
"mw. H.W.G. van Blokland-Visser, Papendrecht (website: blokland.dordtenazoeker.nl)"

(deel 1) Dordrecht 300 jaar suikerstad

DORDRECHT 300 JAAR SUIKERSTAD


Over een periode van 300 jaar was Dordrecht na Amsterdam en Rotterdam de derde suikerstad van de Noordelijke Nederlanden.
In 1750 heeft Dordrecht 13 suikerraffinaderijen. Rotterdam heeft 15 en Amsterdam 25 suikerraffinaderijen.
Vele Dordtenaren hadden aandelen in de suikerraffinaderijen en suikerplantages in o.a. Suriname en Berbice, Demarary, Esquebo (gelegen naast Suriname, deze waren van 1745 tot 1814 een Nederlandse Kolonie nu is het Engels Guyana) en ook in de suikerplantages op de West Indische eilanden Tobago, Sint Thomas en Sint Croix.
In 1793 werd het eerste boek over de suikerraffinaderij geschreven
,,DE SUIKERRAFFINADEUR,, door Jan Hendrik Reisig, suikerraffinadeur uit Amsterdam en mede eigenaar van de suikerraffinaderij ,,De Drie Suykerbroden,, aan de Lauriersgracht te Amsterdam. Hij schreef dit in opdracht van de uitgeverij van A.Blusse en zn te Dordrecht.
In het boek wordt uitvoerig beschreven over de suikerrietteelt, de complexe bereiding van diverse soorten suiker en het vervoer hiervan. De bouw van een suikerraffinaderij en de functie van de suikerraffinadeur.
Het boek werd opgedragen aan de Dordtse suikerraffinadeur Jan Hendrik van Meeteren.


(afb. 1 - Kaart van West-Indië en de Noordkust van Zuid-Amerika )

20 jaar geleden startte ik mijn onderzoek naar de handel in suiker en slaven op het West-Indische eiland ANTIGUA waar ik enkele maanden verbleef omdat mijn man daar aan het werk was, samen met de lokale bevolking.
Er waren toen nog grote delen van het eiland beplant met suikerriet en er stonden 2 grote suikerfabrieken. Daarbij was er nog genoeg op het eiland wat herinnerden aan de tijd van de slaven, o.a. de suikerplantages en de grote plantage huizen en hier en daar nog de stompen van de wind suikermolens (naar Hollands voorbeeld), er stonden ook nog enkele slaven hutten en men wees mij de Slavenbrug.
Dit was een natuurlijke brug gelegen boven de aanstormende zee. Daar waren talloze slaven in diepe wanhoop de dood tegemoet gesprongen.
Later heb ik mijn studie uitgebreid naar de andere West Indische eilanden.
De lokale bevolking vertelde mij dat zij de geschiedenis over hun eilanden leren uit de geschiedenis boeken op de middelbare scholen. Deze worden gebruikt op de Engels sprekende eilanden zoals o.a. Barbados, Jamaica, Trinidad, Tobago, St. Lucia, St.Thomas.
De geschiedenisboeken vertellen hun dat de Hollanders al van af 1570 actief waren in West Indië en de Noordkust van Zuid Amerika. En via piraterij de Spanjaarden en de Spaanse vloot aanvielen en dat de Hollanders de kennis van de suikerrietteelt via hun kolonie Nederlands Brazilie hebben verspreid over de West Indische eilanden en daarbij gelijk het monopolie hadden in de handel van suiker en slaven.
Dordrecht was binnen de W.I.C. al vanaf 1641 betrokken bij de handel in suiker en slaven. Dordrecht begon met het raffineren van rietsuiker in ca. 1605 en na 1812 stapte men over het raffineren van bietsuiker. Tot 1905 was Dordrecht een lange tijd de 3e suikerproducent in Noord Nederland.

DE HANDEL IN SUIKER EN DE WEST INDISCHE COMPAGNIE

In de 4e eeuw voor Chr. kwam de eerste vorm van suikerwinning uit suikerriet voor in Europa. Enkele eeuwen later in de 5e /6e eeuw na Chr.werd het raffineren van suiker (Sukkar /Arabisch) verfijnd in de Arabische gebieden waar de suikercultuur al draaide op het gebruik van slaven die werden gehaald uit oost Afrika. Er werden toen al verschillende zuiveringen toegepast tot de gekristalliseerde suiker overbleef.
Deze suikerwinning werd verspreid door de Arabieren naar Noord Afrika en Zuid Spanje rond Sevilla.
In de 12e eeuw namen de teruggekeerde kruisvaarders de kunst van het suiker raffineren mee naar West Europa.
In 1253 kwam de eerste suiker naar Nederland, het werd Suker genoemd. In de 15e eeuw begon Portugal en Spanje met het veroveren van gebieden en maakte daar hun kolonies van zoals de Azoren, Madeira, Sao Tome, de Canarische en Kaap Verdische eilanden. Deze eilanden bleken geschikt te zijn voor de suikerrietteelt.
Columbus nam de suikerrietteelt weer mee naar Zuid Amerika waarna het zich verbreidde zoals rond 1550 naar Brazilie/Pernambuco.
Rond 1550 ging men steeds meer over op het gebruik van suiker in plaats van honing. Het was een luxe product dat eerst door de rijken werd gebruikt. Het gebruik kreeg een grotere omvang nadat Portugal en Spanje en later de andere landen wereldwijd in de handel van suiker gingen en daarmee grote rijkdom verwierven.
Met de inzet van de duizenden slaven (Inegros genoemd) die uit Angola, een Portugese kolonie werden gehaald om op de suikerplantages in Brazilie het zware werk te doen. Later werden er vooral veel slaven uit de Goud Kust in West Afrika gehaald.
Deze rijkdom trok ook de Hollanders aan, zij zagen wel wat in die suikerhandel. Om meer greep op West Indie te krijgen werd in 1621 de W.I.C opgericht en in 1630 waagde de Hollanders de sprong om de rijke Portugese kolonie Brazilie te veroveren.
Er waren toe al 137 suikerfabrieken (suikermolens) op grote suikerplantages die grotendeels in handen waren van Portugese Joden.


(afb 2 - Gravure uit 1624 "Reijsboek van het rijcke Brazilie, met de provincie Pernambuco; links "De Suijckermoolen, en de bereiding van de ruse suiker" )

Toen de Hollanders eenmaal in bezit waren van Nederlands-Brazilië met de provincie Pernambuco en de hoofdstad Recife vestigde zij daar hun handelscentrum.
De Hollanders stonden bekend om hun handel in suiker en slaven en het financieren van suikerrietplantages en de daarbij behorende suikermolens.


(afb. 2a - Een Suikerrietmolen in Pernambuco, Ned. Brazilie, de slaven brengen het gekapte suikerriet naar de molen )

Er was een kapitaal nodig om een suikerrietplantage met suikermolen aan te leggen en de aanschaf van slaven voor het zware en gevaarlijke werk.
De productie en procedé van het raffineren van rietsuiker was rond 1600 hetzelfde als rond 1800. De suiker werd in de koloniën niet volledig geraffineerd, maar als halfgeraffineerde ruwe gestolde suiker in kegelvormen verwerkt (suikerbroden genoemd).
Het telen van suikerriet bracht ook veel werk met zich mee. Het suikerriet werd gekapt na 14 a 16 maanden en direct verwerkt want het suikerriet begint direct te drogen en zuur te worden en te gisten.
Er werd zoveel suikerriet gekapt dat nodig was om die dag door de suikermolen of suikerfabrieken te laten verwerken.
Aanplant van het suikerriet, het kappen van het suikerriet op het juist moment, vervoer naar de suikermolen waar de slaven de stengels in de walsen deden om het suikerriet te kneuzen, daarna werd het suikersap in de kookruimtes gekookt in grote ketels en daarna verwerkt tot grote suikerbroden.


(afb. 3 - Een Windsuikermolen in West-Indië. Deze werd in ca 1640 door de Hollanders op de West-Indische eilanden ingevoerd. )


(afb. 4 - Een Winduikermolen op de W.I. eiland Barbados "The Morgan Lewis Mill" bij Shorey Village/Parish St Andrew. De enige overgebleven suikermolen op het eiland )

De onbewerkte suikerriet kon moeilijk vervoerd worden, want gekapt suikerriet neemt snel af in kwaliteit en bederft snel.
Daarom werd de suikerriet niet volledig geraffineerd maar als halfproduct vervoerd in grote suikerbroden van ca 16 kilo die in kisten werden verpakt.
De reis over zee was lang (ca 2 maanden) naar West Europa en ging gepaard met grote risico's van verlies door piraterij of schipbreuk/storm.
Want hoe zuiverder de suiker hoe duurder de schade wanneer er iets mee gebeurde.
Daarbij was het aan boord van de schepen tijdens het vervoer vaak vochtig en dat zorgde dat de suikerkristallen gingen samen klonteren.
De kisten kwamen aan in de havens Amsterdam en Rotterdam waar de ruwe suiker werd verhandeld door suikermakelaars aan de suikerraffinadeurs en suikerbakkers.

DE HOLLANDERS EN DE HANDEL IN SLAVEN

Met de handel in suiker werden enorme bedragen verdiend. Het was lange tijd de grootste bron van inkomsten. Het werken op de suikerplantages en in de daarbij behorende suikerfabrieken/suikermolens, die 24 uur in bedrijf waren, was zo zwaar en gevaarlijk werk dat veel slaven het leven er bij lieten. En dat vroeg om een dubbel aantal slaven per jaar die weer aangevuld moesten worden, anders lag de productie van de suiker stil.
Zo kwam de W.I.C. terecht in de grote handel van slaven en gingen zij op oorlogspad om de rijke slaven markten en forten op Portugal te veroveren. Deze lagen op de west en zuid west kust van Afrika.
De gouverneur van Nederlands Brazilie, Johan Maurits van Nassau, te Recife gaf in 1640 opdracht om een aanval te doen op de slaven stations van de Portugezen in Sao Paulo de Loanda in Angola.


(afb. 5 - De Slavenkust van West-Afrika waar de slaven vandaan werden gehaald)


(afb. 6 - Pernambuco-Brazilie waarvoor de suikerrietteelt de eerste slaven naar toe werden gebracht in de 16e eeuw)

Op 31 mei 1641 vertrok admiraal Cornelis Jol vanuit Recife met een vloot van 21 schepen op weg naar Angola met aan boord 2.000 man en 850 matrozen.
Tussen augustus en oktober 1641 veroverde hij de stad Loanda en het suikereiland Sao Tome voor de kust van West Afrika.
Tussen 1641 en 1648 werden van dit slavenstation alleen al 14.000 slaven naar Brazilie verscheept.
De handel in slaven nam zulke grote vormen aan dat de W.I.C. in 1641 besloot om van Curaçao een slaven station te maken om van daaruit de slaven te kunnen verkopen aan Zuid Amerika, de West Indische eilanden en Noord Amerika.
Alleen al tussen 1636 en 1645 werden er 23.163 slaven verhandeld, waarbij de winst f 6.714.423 (3.052.010 euro) bedroeg.
Per schip werden de 280 slaven na een bange tocht van ca 2 maanden op zee aangevoerd in Curaçao. Na een eerste inspectie door 2 artsen werden zij ondergebracht naar de plantage ,,Zuurzak,, ten oosten van Willemstad.


(afb 7 - Plantage 'ZUURZAK' op Curaçao waar vanaf ca 1640 de ca 280 slaven die per schip werden aangevoerd werden ondergebracht)


(afb. 8 - De uitkijktorens van plantage "ZUURZAK" voor de verdediging van de opslag van de slaven tegen de Fransen en Engelsen)

Deze plantage was ommuurd en had torens ter verdediging voor aanvallen van de Engelsen en Fransen. Hier konden de slaven aan sterken na de enerverende reis.
De slaven die meer zorg nodig hadden gingen naar het slaven hospitaal en de rest van de slaven werden overgebracht naar plantage ,,Groot Sint Joris,, deze plantage ligt aan de noord/ oost kust van Curaçao. De slaven die eenmaal waren goedgekeurd werden verhandeld op de markt bij het Schottegat, de haven van het eiland. De planters in Nederlands Brazilie hadden een voorkeur voor slaven uit bepaalde streken.


(afb. 9 - De ZWARTE DRIEKHOEK, de route van de handel vanuit Europa met goederen naar West Afrika / met slaven (Inegros) naar West-Indië en Amerika/met suiker en andere goederen anar Europa.)


(afb. 10 - Een West-Indie Vaarder in de 17e eeuw.)

DE GOUDEN DRIEHOEK

De Hollandse scheepsroute vormde al gauw ,,De Gouden Driehoek,,. Vanuit Holland vertrok men naar de westkust van Afrika o.a. Angola en de Goudkust/ Elmina om daar goederen te verhandelen voor lokale goederen en slaven, en in te laden en te vertrekken naar Recife/ Pernambuco in Ned. Brazilie en daar te verkopen. Van de opbrengst werd suiker en andere goederen ingekocht en keerde men met een rijke lading suiker terug naar Holland.
Op 6 februari 1654 was het gedaan met de grote handel in suiker voor de Hollanders. De Portugezen veroverden hun oude kolonie in Noord Brazilie terug op de Hollanders.
Nederlands Brazilie was 34 jaar in bezit geweest van de Hollanders. De afgevaardigden van de provincies Utrecht en Zeeland in de W.I.C. wilde wel een oorlog voeren voor het behoud van Nederlands Brazilie.
Maar de W.I.C. had echter grote sommen geld uit gegeven aan subsidie en geld voor de uitrusting en onderhoud van de troepen. Daarbij was Holland ook in oorlog met Engeland om het behoud van haar koloniën elders. De W.I.C. voelde er niets voor om meer geld uit te geven en na lange onderhandelingen met Portugal werd op 15 december 1654 een overeenkomst gesloten tussen de Staten Generaal en de ambassadeurs van Portugal voor een schade vergoeding voor de burgers die hun bezittingen hadden verloren in Nederlands Brazilie. Deze konden een verzoek voor schadevergoeding indienen.
Op 22-2 1663 vragen de volgende burgers uit Dordrecht schadevergoeding aan voor de verloren gegane goederen, landerijen en suikerfabrieken in Ned. Brazilie:
PIETER SCHIFF
FOPPE ADRIAANS
LIJSBETH PIETERS weduwe van Martinus van Toulon
(Ned. Leeuw anno 1887 nr. 8 blz. 75).


(afb. 11 - Een Kaart van West-Indië en de Noordkust van Zuid-Amerika anno 1662 door de Hollanders Willem en Johan Blaeu.)

DE WEST INDISCHE COMPAGNIE TE DORDRECHT (1621-1791)

Dordrecht was als 3e grote handelsstad van Noord Nederland een geduchte concurrent voor Rotterdam en Amsterdam. Deze steden probeerden dan ook Dordrecht buiten de V.O.C. te houden die in 1601 werd opgericht. Maar al gauw had Dordrecht daar wel al participatie in via aandelen.

Toen op 5 juni 1621 de West Indische Compagnie werd opgericht, deed Dordrecht er alles aan om een groot aandeel te krijgen in de handel naar West Indië in de vorm van aandelen van W.I.C.. Een groot deel van het kapitaal kwam uit Dordrecht.
Dordrecht werd bij de West Indische Compagnie ondergebracht in de ,,CAMER VAN DE MASE,, waarin ook Rotterdam en Delft waren ondergebracht.
De Dordtenaren handelden vanaf 1634 tot 1654 met hun schepen in suiker en slaven. De eerste melding van betrokkenheid van Dordrecht bij de handel in suiker en slaven is in een notariële akte opgemaakt te Rotterdam.
Op 8 september 1642 werd een akte opgemaakt van een overeenkomst tussen
HERMAN VAN DER HAGEN bewindhebber bij de W.I.C. Dordrecht samen met twee andere bewindhebbers ,Jacob Velthuysen voor Rotterdam en Joost v Lodensteyn voor Delft en met kapitein Jacob Claessen Bruynincx van Hoorn met schip de ,,DE BRUYNVISCH".
Het schip moet van Delfshaven naar Loanda in Angola zeilen en vandaar met Inegros (negers) of ander koopmansschappen naar Parnambucque (Pernambuco) in Nederlands Brazilie varen.
In 1646 was de Dordtenaar Roeland de Carpentier de grootste plantagehouder in Nederlands Brazilie.

Op 29 februari 1644 sluit ALEWIJN VAN HALEWIJN bewindhebber bij de W.I.C voor Dordrecht in de Camer van de Mase een overeenkomst met twee andere bewindhebber, Gerrit de Graeff voor Delft en Willem Kryger voor Rotterdam, betreffende de bevrachting van het schip ,,DE SWAEN" 200 lasten waarop Adriaen Heyndricksen van Delfshaven schipper is. Om vanuit de Maas te varen met lading naar St. Paulo de Louwanno (Loanda) in Angola om na de ontlading daar met nieuwe lading goederen (o.a. koper, ivoor en verfhout) of Inegros (negers) naar Parnambuque (Pernambuco) in Brazilie te gaan en vandaar met suiker terug te keren naar de Maas.


(afb. 12 - "HET WEST INDISCH HUIS" te Dordrecht, Wijnstrat 87 anno 1735. Gebouwd door Frederik Wilkens Laurensz Suikerraffinadeur te Dordrecht (op de plaats van het oude West Indische Huis en 2 andere panden.)


(afb. 13 - Copie uit de Geschiedneis van Dordrecht door M. Balen in de 17e eeuw.)

DORDTSE BEWINDHEBBERS VAN DE W.I.C. ,,IN DE CAMER VAN DE MASE,, 1641-1791

De eerste vier bewindhebbers uit Dordrecht werden op 5 april 1622 benoemd.

  • CORNELIS V TERESTEYN ADRIAANZ (1622).
    (Burgemeester van Dordrecht)
    Getrouwd te Dordrecht met Anna Wolters.
  • MR. JACOB DE WITT CORNELISZ (1622).
    (Schepen in Wette van Dordrecht)
    z.v. Cornelis de Witt en Johanna Heymans /getrouwd in 1616 te Dordrecht met Anna v/d Corput.
  • CORNELIS NICOLAESZ (1622).
    (Lid uit de Achten van Dordrecht)
  • WYNAND RUTGERS JANZ (1622).
    (Lid uit de Gemeente te Dordrecht)
  • MICHIEL POMPE PIETERZ (1625).
    (Thesaurier te Dordrecht)
  • DIRK VAN DER HAGEN (1626-1637).
    Getrouwd in 1612 te Dordrecht met Geertruy Everwijn.
  • JOHAN VAN DER MAST HERMANZ (1626).
    (Schepen in Wette van Dordrecht /Boekhouder v/d W.I.C.)
    Geb: 1581 /overl:1631 te Dordrecht / getrouwd te Dordrecht met Johanna Repelaer.
  • ARENT MAARTENZ (1626).
    (Ambachtsheer van Oost Barendrecht)
  • KORNELIS VAN BEVEREN (1631).
    (Burgemeester van Dordrecht / Heer v Barendrecht)
  • ROELAND FRANKEN DIRKZ (1631-1636).
    (Lid uit de Oudraad van Dordrecht)
    z.v. Dirk Francken en Maria v Beaumont /getrouwd in 1590 te Dordrecht met Elisabeth v Weresteyn.
  • MR.DR. SEBASTIAAN FRANKEN ROELANDZ (1636).
    (Klerk ter Thesaurie te Dordrecht)
    z.v. Roeland Franken en Elisabeth v Weresteyn /getrouwd in 1626 te Dordrecht met Jacomina v Casteren.
  • MR.DR. HERMAN VAN DER HAGEN DIRKZ (1637).
    Getrouwd in1639 te Dordrecht met Ida Nicolai Cruidenier (volgt zijn vader op in W.I.C.)
  • ABRAHAM KOOPMAN JANZ (1638).
    (Lid uit de Oudraad van Dordrecht)
    z.v. Jan Koopman en Beatrix van Beaumont.
  • ALEWIJN VAN HALEWIJN FRANCOISZ (1638).
    (Schepen van Dordrecht)
    z.v. Fancois v Halewijn en Neeltje v Teresteyn Adriaans /getrouwd in 1635 te Dordrecht met Arnoudina v Beaumont.
  • ANTHONI REPELAER HUYGZ (1644).
    (Burgemeester van de Gerechte van Dordrecht)
  • MR. DIDERICH HOEUFFT DIDERICHZ (1644-1685).
    (Heer van Fontaine Peureuse/Oud Schepen van Dordrecht)
    z.v. Diderich Hoeufft en Anna Lutz /getrouwd in 1641 te Dordrecht met Maria de Witt. /koperhandelaar en in kanonnen.
  • GERARD NOYE GERARDZ (1647-1663).
    (Lid uit de Oudraad van Dordrecht)
    z.v. Gerard de Noye en Machteld Gey/ getrouwd in 1644 te Dordrecht met Maria v/d Meer Pieters.
  • MR. ROELAND DE CARPENTIER PIETERZ (1666).
    (Schepen van Dordrecht)
    z.v. Pieter de Carpentier en Maria de Witt / getrouwd te Dordrecht met Lucia Repelaer.
  • AREND MUYS VAN HOLY SYMONZ (1676-1700) .
    (Burgemeester van Dordrecht)
    z.v. Symon Muys v Holy en Janneke Korteweg /getrouwd te Dordrecht met Isabella de Carpentier Pieters.
  • MR SIMON VAN HALEWIJN ALEWIJNZ (1677).
    (Oud Burgemeester van Dordrecht)
    z.v. Alewijn van Halewijn en Arnoudina v Beaumont /getrouwd in 1681 Agneta de Witt.
  • MR. JACOB HOEUFFT DIDERICHZ (1685-1716).
    (Oud Burgemeester van Dordrecht)
    z.v. Diderich Hoeufft en Maria de Witt / getrouwd in 1694 te Dordrecht met Sophia Everwijn.
  • MR. JOHAN MARIN VAN WEVORT VAN OFFENBERG (1704-1734).
    (Lid een van Veertig van Dordrecht)
  • MR. BARTHOUT VAN SLINGELAND BARTHOUTZ (1705).
    (Oud Burgemeester van Dordrecht)
    z.v. Barthout v Slingeland en Elisabeth v Bleiswijk /getrouwd met Anna Maria v Overschie.
  • MR. JAN BOUT ADRIAANZ (1725-1748).
    Getrouwd in 1734 te Dordrecht met Sara Repelaer.
  • MR. ADRIAAN HALLINCK HERMANZ (1739-1740).
    (Oud Burgemeester van Dordrecht)
  • MR. GERARD BEELAERTS GERARDZ (1744-1799).
    (Schepen van Dordrecht / Heer van Blokland /Wieldrecht en Dordsmonde)
  • ADRIAAN BOUT JANZ (1746).
    z.v. Jan Bout en Sara Repelaer.
  • MR JACOB ADRIAAN BRAATS HENDRIKZ (1758-1772).
    (Lid een van Veertig van Dordrecht / Heer v Spijkenisse/Hekelingen )
    Getrouwd te Dordrecht met Sophia v/d Brandeler.
  • MR. ROELAND I.F. NOLTHENIUS ISAACZ (1779-1793).
    (Lid van de Oudraad van Dordrecht)
  • MR.PIETER BEELAERTS V BLOKLAND (1781-1793).
    (Burgemeester van Dordrecht)

Bron o.a.
- Doop en Trouw te Dordrecht SAD
- Archief 116/ 648 Repelaer (familie v Halewijn)
- ,,Dordrecht en de W.I.C. 1621-1791,, door Jan Kooning/Ver Oud dordrecht /2006
- ,,Gisbert de Witt en Anna Paes in ned Brazilie,, door L. Hulsman/Ver Oud Dordrecht/2006
- Geschiedenis van de W.I.C. ,,door H. den Heijer /Zutphen 1994

(c) Papendrecht H.W.G. van Blokland-Visser, 2009-2010.