Dordrecht: Koninklijke onderscheidingen Dordtenaren 1903-1940(1946-1949/1953/1960/1971)
Bron: Regionaal Archief Dordrecht (was Erfgoedcentrum DiEP)
Toegang: 8A1945 en 8A1960
Inventarisnummers:
8A1945-3132 (over 1903-1919); 8A1945-3133/3134/3135 (a t/m z); 8A1945-3136 (a t/m z); 8A1945-3142 + 3143 + 3144 + 3145 (over 1930-1940);
8A1960-2285 (over 1946); 8A1960-2286 (over 1947); 8A1960-2287 (over 1948); 8A1960-2288 (over 1949); 8A1960-2292 (over 1953); 8A1960-2306 (over 1960 A-L); 8A1960-2307 (over 1960 K-R); 8A1960-2308 (over 1960 S-Z); 8A1980-2708 (over 1971 A-F); 8A1980-2709 (over 1971 G-K); 8A1980-2710 (over 1971 L-R) 8A1980-2711 (over 1971 S-Z);;
(transcriptie E. van Dooremalen)(scans verkrijgbaar)
Koninklijke onderscheidingen 1903-1940(1949)
Jacoba Helena van Dalen
Geboren: 19-1-1884 te Dordrecht
Wonende: Achterhakkers 1 (Dordrecht)
Functie: dienstbode ten huize van de familie S.M. Hugo van Gijn
Onderscheiding: -
Uitreiking: -
Aanmerkingen:
- (28 december 1927) Ik heb de eer UhoogEdelGestrenge te
berichten, dat de Heer S.M. Hugo van Gijn zich dezer dagen tot mij gewend heeft
met het verzoek te willen bevorderen, dat aan zijne beide dienstboden Areke van
der Kaa, geboren 4 Februari 1869 en Jacoba Helena van Dalen, geboren 19 Janauri
1884, wonende te zijnen huize Achterhakkers 1 alhier en die op 1 Februari 1903
bij hem in dienst getraden, bij haar zilveren jubileum op 1 Februari 1928 eene
koninklijke onderscheiding zou worden toegekend.
Deze beide vrouwen hebben hem en zijne echtgenoote, die enkele jaren geleden
overleden is, met voorbeeldelooze trouw en towwyding gediend. Toen Mevrouw van
Gijn overleden is, heeft hij haar beiden bij zich laten komen en haar
medegedeeld, dat zijn vrouw aan ieder harer een legaat had vermaakt en zij,
indien zij zulks wilden, van hem heen konden gaan. Zij hebben hem echter beiden
verklaard, tot zijn dood bij hem wilden blijven. De Heer van Gijn is de laatste
jaren, tengevolge van eene beroete, hulpbehoevend en het is mij persoonlijk
bekend, dat hij van zijne dienstboden steeds blijken van bijzondere gehechtheid
ontvangt.
Ik heb hem erop gewezen, dat het tijdperk gedurende hetwelk voornoemde personen
bij hem in dienst zijn geweest,veelkorter is, dan dat voor een koninklijke
onderscheiding als regel wordt vereischt. Hij heeft daarop geantwoord, dat zijn
hooge leeftijd het niet waarschijnlijk maakte dat zij nog veel langer bij hem
zouden kunnen blijven en dat het hem een groote voldoening zou zijn, als de
meisje nog bij zijn leven een dergelijk gunstbewijs van H.M. de Koningin
ontvingen.
- (11 januari 1928) Naar aanleiding van de bij Uw nevenvermeld schrijven gedane
voorstellen heb ik de eer U te berichten, dat mej. J.H. van Dalen, in verband
met haren eleftijd thans nog niet voor eene Koninklijke onderscheiding in
aanmerking kan komen. Wel zou zulks het geval zijn ten aanzien van mej. A. van
der Kaa, indien vaststaat, dat zij voor hare indiensttreding bij den Heer S.M.
Hugo van Gijn nig minstens tien jaren in gelijksoortige functie bij anderen
werkzaam was.
Ik zal hieromtrent gaarne alsnog worden ingelicht en stel er, in het bevestigend
geval, prijs op, te vernemen, of alsdan de aanbeveling door U ten behoeve van
laatstgenoemde gedaan, gehandhaafd blijft. De wnd. Commissaris der Koningin in
de Provincie Zuid-Holland.
- (Dordrecht 8 Juli 1935) Onder terugzending van het schrijven van den Heer
Minister van Staat, Commissaris der Koningin in de Provincie Zuid-Holland met
bijlage, mij in handen gesteld bij Uwe apostille d.d. 5 dezer No. 1214 Kabinet,
heb ik de eer UEdelActhbare het volgende mede te deelen:
Jacoba Helena van Dalen, geboren te Dordrecht, 19 Januari 1984, wonende alhier
aan Achterhakkers 1, ten huize van de familie S.M. Hugo van Gijn, bij wien zij
ruim 32 jaren als dienstbode in betrekking is, staat in haar omgeving gunstig
aangeschreven.
Bij het ingesteld onderzoek is ook niets te haren ongunste gebleken en komt haar
naam niet voor in de strafregisters ter Griffie der Arrondissements-rechtbank
alhier.
Hoewel in het schrijven van haar patroon, te haren opzichte van een
dienstjbileum op een bepaalden datum niet wordt gesproken, zal het blijkbaar de
bedoeling zijn haar tegelijk met den tuinbaas H. DE WIT voor een Koninklijke
Onderscheiding in aanmerking te doen komen. Voor zoover bekend, is geen
omstandigheid aanwezig, welke het verleenen van een dusdanige onderscheiding aan
Mej. van Dalen in den weg staat en zal deze door haar stellig op hoogen prijs
worden gesteld. Ik meen dan ook U te mogen voorstellen in dien zin te
adviseeren. De Commissaris van Politie.
- (Dordrecht 9 Juli 1935) Naar aanleiding van het bij bvoengenoemd appointement
in mijne handen gesteld van den heer S.M. Hugo van Gijn, heb ik de eer Uwe
Excellentie mede te deelen, dat Mej. Jacoba Helena van Dalen, geboren te
Dordrecht op 19 Januari 1884, gedurende ruim 32 jaren als dienstbode in
betrekking is ten huize van de familie S.M.H. van Gijn, Achterhakkers 1, alhier.
Zij heeft gedurende al dien tijd groote trouw en towijding hare diensten
gegeven, hetgeen, vooral in deze tijden, wel bijzondere waardeering verdient.
Al moge het aantal dienstjaren van Mej. van Dalen nog geen 40 zijn -
traditioneele duur om voor een Koninklijke Onderscheiding in aanmerking te komen
- zoo meen ik desondanks inwilliging van het verzoek van dne heer van Gijn warm
te mogen bepleiten. De heer van Gijn is 87 jaar en voelt, dat niet vele jaren
hem meer zijn toegemeten. Hij zou zoo heel gaarne zien, dat zijn personeel bij
zijn leven een openlijke erkenning deelachtig werd voor diens trouwe diensten.
Indien maar eenigszins mogelijk, moet aan dezen wensch van den heer van Gijn
m.i. worden voldaan. Iemand, die zich jegens de publieke zaak zoo verdienstelijk
heeft gemaakt als hij - ik denk aan zijn ijveren als kamerlid voor den
Dordtschen Waterweg, waarvoor hij de gouden eeremedaille der gemeente als dank
ontving -, verdient, dat met zijn wenschen ten opzichte eener aangelegenheid als
de onderhavige volledige rekening worden gehouden. Het is blijkbaar de bedoeling
van dne heer van Gijn, dat op dne dag, waarop zijn tuinbaas de WIT 40 jaren bij
hem in dienst zal zijn geweest - t.w. op 9 Augustus a.s. - ook zijn dienstbode
Mej. van Dalen, een Koninklijke Onderscheiding zal ontvangen.
Ik adviseer Uwe Excellentie de toekenning dezer onderscheiding te bevorderen. De
Burgemeester van Dordrecht (get.) de Gaay Fortman.
- (Dordrecht 9 Juli 1935 / Aan de Burgemeester van Dubbeldam) Op verzoek van den
Minister van Staat, Commsisaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland doe ik
U hierbij toekomen een verzoekschrift van den heer S.M. Hugo van Gijn inzake de
toekenning van een Koninklijke Onderscheiding aan diens tuinbaas H. de Wit. Ik
voeg hieraan toe mijn advies omtrent het verlenen van een onderscheiding aan een
alhier wonende dienstbode van den heer van Gijn, Mej. J.H. van Dalen. In het
belang der zaak veroorloof ik mij U te verzoeken de stukken, vergezeld van Uw
advies omtrent de Wit, spoedig naar den Commissaris der Koningin door te zenden.
De Burgemeester van Dordrecht (get.) de Gaay Fortman.
(bron: Erfgoedcentrum DiEP/Stadsarchief Dordrecht 8A1945-3133/3134 (over
1920-1930))
(bron: Erfgoedcentrum DiEP/Stadsarchief Dordrecht 8A1945-3142 (over 1930-1940))
Laatst gewijzigd: oktober/november 2009, maart 2020.