Aanmelden | Contact
Doorzoek de bronnen

Dordrecht: Koninklijke onderscheidingen Dordtenaren 1903-1940(1946-1949/1953/1960/1971)


Bron: Regionaal Archief Dordrecht (was Erfgoedcentrum DiEP)
Toegang: 8A1945 en 8A1960
Inventarisnummers:
8A1945-3132 (over 1903-1919); 8A1945-3133/3134/3135 (a t/m z); 8A1945-3136 (a t/m z); 8A1945-3142 + 3143 + 3144 + 3145 (over 1930-1940);
8A1960-2285 (over 1946); 8A1960-2286 (over 1947); 8A1960-2287 (over 1948); 8A1960-2288 (over 1949); 8A1960-2292 (over 1953); 8A1960-2306 (over 1960 A-L); 8A1960-2307 (over 1960 K-R); 8A1960-2308 (over 1960 S-Z); 8A1980-2708 (over 1971 A-F); 8A1980-2709 (over 1971 G-K); 8A1980-2710 (over 1971 L-R) 8A1980-2711 (over 1971 S-Z);
;

(transcriptie E. van Dooremalen)(scans verkrijgbaar)

Koninklijke onderscheidingen 1903-1940(1949)

Derk Hermanus Ulrich

Geboren: 1-8-1847 te Nijmegen (overleden 1915)
Wonende: -
Functie: commissaris van politie
Onderscheiding: Ridder in de orde van Oranje-Nassau (K.B. 3-12-1913)
Uitreiking: 7 december 1913

Aanmerkingen:
- (Dordrecht 17 Mei 1905) Bij Uwe kantbeschikking van 15 Mei j.l. kab no. 184 wordt mij door UHoog Edelgestrenge om bericht en raad Toegezonden een schrijven van den heer Officier van Justitie bij de Arrondissementsrechtbank alhier, waarin deze de aandacht van den Minister van Justitie vestigt op de omstandigheid, dat de heer D.H. Ulrich op 1 Juni a.s. gedurende 25 jaren de betrekking van Commissaris van Politie alhier zal hebben vervuld en hem voor eene onderscheiding bij die gelegenheid aanbeveelt. Onder terugzending der stukken, heb ik de eer UHoog Edelgestrenge te berichten, dat m.i. voor eene onderscheiding ter gelegenheid eener 25-jarige ambtsvervulling slechts dan aanleiding bestaat indien zich ten aanzien van den jubilaris zeer bijzondere omstandigheden voordoen. In dit geval waren die omstandigheden m.i. niet in die mate aanwezig, dat ik vrijheid kon vinden uit eigen beweging het verkrijgen eener onderscheiding te bevorderen. Intusschen kan ik nog in het algemeen met de beschouwingen van de heer Off. van J. wel vereenigen ook wat betreft hetgeen deze schrijft over de strafvervolging, waarvan de heer Ulrich in 1901 blootstond en die ook naar mijn meening achterwege had kunnen blijven als toen de feiten in het ware licht had bezien. Ook naar mijn meening behoeft het toen voorgevallen aan eene decoratie niet in de weg te staan indien daarvoor overigens dan de Reg. voldoende termen aanwezig worden ge... De Burgemeester van Dordrecht;
- (13 Mei 1910) De toenemende gewoont van eene Koninklijke onderscheiding toe te kennen aan personen van onbesproken gedrag, die gedurende een reeds van jaren in hunne betrekking werkzaam waren, geeft mij aanleiding onder de aandacht van UHEG te brengen dat op den 1 Juni dezes jaar, de heer Derk Hermanus Ulrich, geboren te Nijmegen den 1 Augustus 1847 dertig jaren lang Commissaris van Politie te dezer stede zal geweest zijn.
Het zoude voor hem eene groote voldoening zijn op dien dag te worden benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Aan zijn bureau wordt onder zijne directie veel en ernstig gewerkt; en de groote verscheidenheid van de te behandelen zaken, ook die voor justitieelen aard, worden zorgvuldig en met bed..(?) ...(?), en naar ik meen te weten tot tevredenheid van de rechterlijke autoriteiten afgewerkt, De Burgemeester van Dordrecht.
- ('s-Gravenhage 21 Mei 1910) Uw schrijven van 13 dezer, Kabinet No 327, gaf mij aanleiding, de voordracht van den Heer D.H. Ulrich, die op 1 Juni e.k. sedert 30 jaren Commissaris van Politie in Uwe gemeente zal zijn geweest, voor benoeming tot ridder in de Oranje-Nassau Orde bij den Minister van Binnenlandsche Zaken in gunstige overweging aan te bevelen. Ik uitte daarbij echter de onderstelling, dat de voordracht Zijne Excellentie neit tijdig genoeg zou bereiken, en inderdaad deelt de Minister mij mede, dat, mocht er al sprake zijn van het verleenen der bedoelde onderscheiding, dit toch in geen geval vóór den 1en Juni e.k. zal kunnen geschieden.
Ik stel mij nu voor, om bij mijne aanstaande voordracht voor toekenning van onderscheidingen bij gelegenheid van den verjaardag van Hare Majesteit de Koningin met uw bovenvermeld schrijven rekening te houden. De Staatsraad i.b.d., Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland.
- (Aan de Commissaris der Koningin in Zuid-Holland; 27 October 1913) De heer D.H. Ulrich, Commissaris van Politie, alhier heeft mij zijn voornemen medegedeeld om per het begin van het volgende jaar zijn betrekking neder te leggen; hij zal dan 33 jaar het commissariaat van politie alhier hebben aangenomen na 12 jaren daaraan voorafgaande een betrekking in dienst der politie te Groningen te hebben vervuld.
De omstandigheid, dat de heer Ulrich op 7 December a.s. zal herdenken het feit zijne 45-jarige ambtsvervulling in dienst der politie doet mij vrijheid vinden hem voor eene onderscheiding bij U aan te bevelen. Ik veroorloof mij te dien aanzien nog in herinnering te brengen mijn schrijven van 13 mei 1910 Kabinet No. 327 en uwe missive van 21 Mei d.a.v. Kabinet no 176, waarbij eene gunstige overweging van een ook toen door mij gedaan voorstel van dezelfde stukken, in uitzicht werd gesteld.
Aan hetgeen toen door mij voor een gunstige beschikking op mijn voorstel werd aangevoerd, kan ik nog toevoegen, dat eene onderscheiding voor den heer Ulrich bijzonder zou worden gewaardeerd. De Burgemeester van Dordrecht.
- ('s-Gravenhage 4 December 1913) Bij Koninklijk besluit van 3 December 1913, No. 28, is de heer D.H. Ulrich, Commissaris van politie in Uwe gemeente, benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ik verzoek U den benoemde hiervan op 7 dezer mededeeling te doen. De Minister van Binnenlandsche Zaken.


(bron: Erfgoedcentrum DiEP/Stadsarchief Dordrecht 8A1945-3132 (over 1900-1919))

Laatst gewijzigd: oktober/november 2009, maart 2020.