Dordrecht: Koninklijke onderscheidingen Dordtenaren 1903-1940(1946-1949/1953/1960/1971)
Bron: Regionaal Archief Dordrecht (was Erfgoedcentrum DiEP)
Toegang: 8A1945 en 8A1960
Inventarisnummers:
8A1945-3132 (over 1903-1919); 8A1945-3133/3134/3135 (a t/m z); 8A1945-3136 (a t/m z); 8A1945-3142 + 3143 + 3144 + 3145 (over 1930-1940);
8A1960-2285 (over 1946); 8A1960-2286 (over 1947); 8A1960-2287 (over 1948); 8A1960-2288 (over 1949); 8A1960-2292 (over 1953); 8A1960-2306 (over 1960 A-L); 8A1960-2307 (over 1960 K-R); 8A1960-2308 (over 1960 S-Z); 8A1980-2708 (over 1971 A-F); 8A1980-2709 (over 1971 G-K); 8A1980-2710 (over 1971 L-R) 8A1980-2711 (over 1971 S-Z);;
(transcriptie E. van Dooremalen)(scans verkrijgbaar)
Koninklijke onderscheidingen 1903-1940(1949)
Dirk van den Engh
Geboren: 3-9-1872 te Dordrecht (overl. 2-1-1859)
Wonende: Adr. van Bleijenburgstraat 17zwart (Dordrecht)
Functie: ambtenaar der registratie en domeinen; diaken Ned. Herv. Gemeente
Onderscheiding: eremedaille verbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in
zilver (K.B. 25-8-1933), in goud (K.B. 27-12-1948)
Uitreiking: 3 januari 1949
Aanmerkingen:
- (Ned. Herv. Diaconie Dordrecht; 7 October 1948) Namens
het College van dioakenen der Ned. herv. gemeente te Dordrecht hebebn wij de eer
U beleefd te verzoken aan Hare Majesteit de Koningin te willen voordragen voor
een ridderorde, onze Voorzitter de Eerwaarde Heer Dirk van den Engh, geboren 3
September 1872, wonende te Dordrecht Adr. van Bleijenburgstraat 17zwart. De heer
van den Engh hoopt op 31 December 1948 zijn functie als diaken der Ned. Herv.
Gemeente van Dordrecht neer te leggen. Hij is dan precies 45 jaar diaken
geweest, waarvan hij 34 jaar de functie van Voorzitter bekleedde, terwijl hij
dan tevens gedurende 33 jaar namens het College van diakenen voornoemd als
Regent zitting heeft in het Bestuur van het Hervormd Bestedelingenhuis te
Dordrecht en gedurende 30 jaar Regent is van de Diaconie Bewaarschool te
Dordrecht.
Voor zover wij hebben kunnen nagaan is er sinds 1792 geen diaken geweest met een
dergelijke staat van dienst. Voorts moge dienen, dat de heer van den Engh van
1930 tot de opheffing in 1936 namens de Diaconie zitting had in de Armenraad te
Dordrecht, waarvan 5 jaar als Bestuurslid.
Vanaf de oprichting van het Borgstellingsfonds in 1934 is de heer van den Engh
ook Bestuurslid van dit fonds geweest tot November 1936 toen het
borgstellingsfonds werd omgevormd tot de stichting Woekerbestrjding in welks
Bestuur hij ook thans nog zitting heeft.
Voorts bekleedt hij namens de Kerkeraad der Ned.Herv.Gemeente van Dordrecht,
waarvan hij als diaken lid is verschillende functies alle gedurende een
respectabel aantal jaren. Zo is hij Bestuurslid van de
Vereniging 'Kinderzorg' binnen de Classis Dordrecht; secretaris van de commissie
voor de Kerkelijke verkiezingen; permanent lid van de maandcommissie (dagelijks
bestuur) van de Algemene Kerkeraad; lid van de Kerkeraads-commissie voor
Christelijke Belangen. Ook is hij nog lid van het College van Notabelen der Ned.
Herv. Gemeente.
Van al deze fucnties zal hij bij zijn aanstaand aftreden op 31 December 1948
afscheid moeten nemen. Aan de heer van den Engh is bij besluit van Hare
Majesteit de Koningin van 25 Augustus 1933 no. 32 reeds de zilveren eremedaille
verbonden aan de orde van Oranje Nassau toegekend. Gaarne bereid zijnde tot de
door U nog gewenste inlichtingen verblijven wij met verschuldige
hoogachting, Het College van Diakenen der Ned. Herv. Gemeente van
Dordrecht (get) H. Leonard, loco-voorzitter, T. van Weering, secretaris.
- (Dordrecht 12 October 1948; Commissariaat van Poltie) Onder
terugzending van het request van het College van Diakenen der
Nederlands-Hervormde Gemeente te Dordrecht, kantoorhoudende aan het Hof no. 6
alhier, mij in handen gesteld bij Uw apostille dd 8 dezer, No 1945 Kabinet, heb
ik de eer uedelachtbare het volgende te berichten:
De heer Dirk van den ENGH, geboren te Dordrecht 3.9.1872, wonende A. van
Bleijenburgstraat 17 staat in maatschappelijk opzicht alleszins gunstig bekend.
Zijn houding tijdens de bezetting gaf geen reden tot op- of aanmerkingen. Zijn
naam komt dan ook neit voor in de karthoteek der P.R.A., terwijl ter Griffie der
Arr.Rechtbank is gebleken, dat aldaar geen strafvonnissen te zijne name staan
ingeschreven.
Zoals U uit de bijlage dezes moge blijken, bekleedt hij diverse functies, zowel
op kerkelijk als maatschappelijk terrein en neemt in de gemeenschap te dien
opzichte een eervolle plaats in. Nu hij op 31 December alsl, mede wegens zijn
hooge leeftijd, diverse functies zal neerleggen en op dat tijdstip het
bijzondere feit hoopt te herdenken, dat hij gedurende 45 jaren diaken is geweest
van voornoemd kerkgenootschap, zou adressant gaarne zien, dat aan de heer Van
den ENGH andermaal een Koninklijke onderscheiding werd verleend.
Bij Koninklijk Besluit van 25.8.1933 no. 32 werd hij bereids onderscheiden met
de zilveren ere-medaille der Oranje-Nassau-Orde. Gezien de verdiensten van
betrokkenen meen ik dat een tweede Koninklijke onderscheiding alleszins is
gemotiveerd, waarom ik U moge adviseren daartoe wel Uw medewerking te verlenen.
De v.v. Commissaris van Politie.
- (Dordrecht 15 October 1948; aan de Commissaris der Koningin) Voor de
volgende aangelegenheid moge ik de aandacht van U, Hoogedelgestrenge, verzoeken.
Het College van Diaken der Ned. Herv. gemeente te Dordrecht richt tot mij het
verzoek te willen bevorderen, dat aan zijn voorzitter de heer Dirk van den Engh,
geboren 3 September 1872, wonende te Dordrecht, Adriaan van Bleyenburgstraat 17,
een ridderorde worde toegekend. Het ligt n.l. in de bedoeling van de heer van
den Engh op 31 December 1948 zijn functie als diaken der Ned. Herv. Gemeente te
Dordrecht neer te leggen. Hij is dan juist 45 jaar diaken geweest, waarvan 34
jaar lang voorzitter. Bovendien heeft hij dan 33 jaar lang namens het College
van diakenen als Regent zitting in het Bestuur van het Hervormd
Bestedelingenhuis, terwijl hij gedurende 30 jaar regent is van de Diaconie
Bewaarschool te Dordrecht.
Als verdere bijzonderheid van het maatschappelijk leven van de heer van den Engh
worden vermeld, dat hij van 1930, tot de opheffing in 1936, namens de Diaconie
zitting had in de Armenraad te Dordrecht, waarvan 5 jaar als Bestuurslid, en dat
hij van de oprichting van het Borgstellingsfonds, in 1934, af lid van het
Bestuur van dat fonds is geweest tot November 1936, toen het fonds werd omgezet
in de stichting Woekerbestrijding, in welker hij ook thans nog zitting heeft.
Voorts is hij jaren Bestuurslid van de Vereniging 'Kinderzorg' binnen de classis
Dordrecht, secretaris van de Commissie voor de Kerkkelijke Verkiezingen,
permanent lid van de maandcommissie van de Algemene kerkeraad, lid van de
Kerkeraadscommissie voor Christelijke Belangen. Ook is hij nog lid van het
College van Notabelen der Ned. Herv. Gemeente. Van al deze functie zal de heer
van den Engh bij zijn aftreden als Diaken op 31 December a.s. afscheid nemen.
Ter complementering der gegevens over betrokkenen moge worden vermeld, dat hij
bij Koninklijk Besluit van 25 Augustus 1933 de zilveren eremedaille, verbonden
aan de Orde van Oranje-Nassau mocht ontvangen. Hij staat in maatschappelijk
opzicht zeer gunstig bekend. Zijn houding tijdens de bezetting gaf geen reden
tot aanmerkingen. Zijn naam komt niet voor in de karthoteek der P.R.A. en ter
Griffie van de Arrondissementsrechtbank staat geen strafvonnis te zijnen naam
ingeschreven. Nu hij, door zijn leeftijd gedwongen, zijn kerkelijke fucnties
moet neerleggen, is er, dunkt mij, aanleiding hem openlijk te eren voor de
verdiensten, welke hij door het waarnemen dier functies door het kerkelijk leven
dezer gemeente heeft gehad. Het is om deze reden, dat ik U Hoogedelgestrenge in
overweging meen te mogen geven de toekenning van het Ridderkruis in de Orde van
Oranje-Nassau aan D. van den Engh bovengenoemd te willen bevorderen. De
BURGEMEESTER van DORDRECHT (get.) H.J. van Dooremalen, l.B.
- ('s-Gravenhage 21 October 1948) Bij de behandeling van Uw voorstel van 15
October j.l., Nr. 1945 Kabinet, inzake de toekenning van een Koninklijke
onderscheiding aan de heer D. van den Engh, doet zich de vraag voor in hoever de
maatschappelijke positie van de betrokenen zijn eventuele benoeming tot Ridder
in de Orde van Oranje-Nassau vordert, nu hem blijkens Uw genoemde
schrijven bij Koninklijk besluit van 25 Augustus 1933 de zilveren eremedaille
verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau is toegekend.
Ik moge U verzoeken dit punt ten behoeve van de Commissaris der Koningin nader
toe te lichten, waarbij dan eveneens te denken ware aan den mogelijke
begiftiging met de gouden eremedaille, aan de meergenoemde Orde verbonden. Bij
Uw antwoord waren zo mogelijk ook de stukken in te sluiten, die betrekking
hebben op de vorige decoratie van de heer van den Engh, aangezien hierover
dezerzijds niet beschikt kan worden tengevolge van de
brand, die op 3 Maart 1945 het griffiegebouw verwoestte. De Chef van het
Kabinet van de Commissaris der Koningin.
- (AFSCHRIFT 1933) Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau enz enz enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Financien van den 21 Augustus 1933 No
264 Kabinet; Hebben goedgevonden en verstaan: te verlenen de Eere Medaille,
verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, in zilver aan D. van den ENGH,
adjunst-commies der registratie en domeinen met den persoonlijken titel van
commies, ter inspectie Dordrecht. Onze voornoemde Minister is belast met de
utivoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den
Kanselier der Nederlandsche orden. 's-Gravenhage, den 25 Augustus 1933 (get.) Wilhelmina.
- (Dordrecht 2 November 1948; Commisariaat van Politie) Onder
terugzending van het schrijven van de Chef van het Kabinet van de heer
Commissaris der Koningin in deze Provincie dd 21-10-1948 No 2331 G, mij in
handen gesteld bij Uw apostille dd 22-10-1948 no 1945 Kabinet, heb ik de eer
UEdelachtbare, in aansluiting op mijn schrijven dd 12.10.1948 alsnog te volgende
te berichten:
Aan de Heer D. van den ENGH werd bij Koninklijk Besluit van 25 Augustus
1933 onder no 32 de zilveren Ere-medaille verbonden aan de Orde van
Oranje-Nassau toegekend in verband met zijn 40-jarig jubileum als ambtenaar der
registratie en domeinen in zijn functie van adjunct-commies met de persoonlijke
titel van commies. Hij is sedert een aantal jaren gepensionneerd en geniet een
pensioen van f 2450. Aan andere inkomsten ontvangt hij per jaar f 1490. Een
afschrift der stukken, betrekking hebbend op de vorige decoratie doe ik U
hiernevens in duplo toekomen. Bij informatie ten kantore der registratie te
Dordrecht, van welke instantie destijds het voorstel is uitgegaan, is gebleken,
dat zich aldaar geen terzake betrekkelijke stukken meer bevinden. Wat nu de
keuze tussen de begiftiging met de benoeming tot Ridder en de toekenning
van de gouden medaille in de Orde van Oranje-Nassau betreft, moge ik opmerken,
dat m.i. de door betrokkene zowel op kerkelijk als maatschappelijk terrein in
diverse fucnties gedurende vele jaren op zeer verdienstelijke en betrouwbare
wijze verrichte arbeid alleszins de benoeming tot Ridder in voornoemde Orde
rechtvaardigt. Hierbij dient naar mijn mening niet allereerst worden gelet op
het thans door betrokkene genoten inkomen doch veeleer op hetgeen door hem als
mens in het algemeen belang is gepresteerd.
Tenslotte zij gememoreerd, dat de heer H. Leonard, de Loco-Voorzitter van
het College van Diakenen der Ned. Herv. Gemeente van Dordrecht, wonende te
Dordrecht, Prinsenstraat 26 heeft te kennen gegeven, dat het in de bedoeling
ligt om in een bijeenkomst op 3 Januari 1949 afscheid van de heer Van den ENGH
te nemen en het op hoge prijs wordt gesteld, indien hem dan de eventueel toe te
kennen Koninklijke onderscheiding zou kunnen worden uitgereikt.
In verband hiermede zou men gaarne zien, dat het uittreksel uit het
desbetreffend Koninklijke Besluit, benevens de toegekende onderscheiding aan de
heer LEONARD voornoemd werden toegezonden. De Commissaris van Politie.
- (Dordrecht 5 November 1948) In antwoord op Uw bovenaangehaald schrijven
heb ik de eer U te berichten, dat aan de heer D. van den Engh bij Koninklijk
Besluit van 25 Augustus 1933 de zilveren Eeremedaille, verbonden aan de Orde van
Oranje-Nassau, werd toegekend in verband met zijn 40-jarig jubileum als
ambtenaar der registratie en domeinen in zijn functie van adjunct-commies, met
de persoonlijke titel van commies. Afschrift van stukken, betrekking hebbend op
de vorige decoratie doe ik U hierbij toekomen.
De heer Van den Engh is sedert een aantal jaren gepensionneerd; hij geniet een
pensioen van f 2450. Aan andere inkomsten ontvangt hij per jaar f 1490. Ten
aanzien van de vraag, welke decoratie voor de heer van den Engh passend zoude
zijn moge ik U als mijn mening mededelen, dat de door betrokkene zowel op
kerkelijk als maatschappelijk terrein in diverse functies gedurende vele jaren
op zeer verdienstelijke wijze verrichte arbeid m.i. de benoeming tot Ridder in
de Orde van Oranje Nassau volkomen rechtvaardigt. Op hetgeen door hem als mens
is gepresteerd dient m.i. meer te worden gelet, dan op het thans door hem
genoten inkomen. Ten slotte mogen worden opgemerkt, dat de heer H. Leonard,
Loco-Voorzitter van het College van Diakenen der Ned. Herv. Gemeente van
Dordrecht, wonende te Dordrecht, Prinsenstraat 26, heeft te kennen gegeven, dat
het in de bedoeling ligt, om in een bijzondere bijeenkomst op 3 Januari 1949
afscheid van de heer Van den ENGH te nemen en het op hoge prijs zou worden
gesteld, indien hem dan de eventueel toe te kennen Koninklijke onderscheiding
zou kunnen worden uitgereikt.
In verband hiermede zou men gaarne zien, dat de mededeling omtrent de
onderscheiding t.z.t. zou worden geadresseerd aan de Leonard voornoemd. Er lijkt
mij geen bezwaar tegen, dat met dit verzoek van het College van Diakenen wordt
rekening gehouden. De BURGEMEESTER van DORDRECHT (get.) H.J. van Dooremalen,
l.B.
- ('s-Gravenhage 29 December 1948) Ik heb de eer U mede te delen, dat bij
Koninklijk Besluit van 27 December 1948, no. 11, aan de heer D. van den Engh,
diaken van de Nederlands Hervormde Gemeente, te Uwent, de gouden ere-medaille,
verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, is toegekend. Ik verzoek U de heer van
den Engh hiermede bij zijn uittreden uit het College van Diakenen der Nederlands
Hervormde Gemeente op 3 Januari a.s. in kennis te stellen.
De medaille gaat ter uitreiking hiernevens. Publicatie zal, behoudens
tegenbericht, geschieden in de Nederlandse Staatscourant van 4 Januari a.s. De
Minister van Binnenlandse Zaken.
- (Dordrecht 30 December 1948; aan H. Leonard, loco-voorzitter) Het is
mij een genoegen U te kunnen mededeelen, dat ik van de Minister van Binnenlandse
Zaken het bericht ontving, dat bij Koninklijk Besluit van 27 December 1948, no.
11, aan de heer D. van den Engh, Voorzitter van Diakenen der Ned.Herv. Gemeente
te Dordrecht, de gouden eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau is
toegekend. Mij werd verzocht de heer Van den Engh hiermede bij zijn uittreden
uit het College van Diakenen op 3 Januari a.s. in kennis te stellen. Aangezien
het mij wegens ambtsbezigheden volstrekt onmogelijk is, om mij van die taak te
kwijten, moge ik U verzoeken zich daarmede te willen belasten, waardoor tevens
wordt tegemoetgekomen aan en daaromtrent door U kenbaar gemaakte wens. Ik
verzoek U bij de uitreiking van de Eremedaille, welke ik hierbij insluit, mijn
gelukwensen met deze Koninklijke onderscheiding aan de heer Van den Engh over te
dragen. De BURGEMEESTER van DORDRECHT (get.) Bleeker.
(bron: Erfgoedcentrum DiEP/Stadsarchief Dordrecht 8A1960-2287
(over 1948))
Laatst gewijzigd: oktober/november 2009, maart 2020.