Dordrecht: Koninklijke onderscheidingen Dordtenaren 1903-1940(1946-1949/1953/1960/1971)
Bron: Regionaal Archief Dordrecht (was Erfgoedcentrum DiEP)
Toegang: 8A1945 en 8A1960
Inventarisnummers:
8A1945-3132 (over 1903-1919); 8A1945-3133/3134/3135 (a t/m z); 8A1945-3136 (a t/m z); 8A1945-3142 + 3143 + 3144 + 3145 (over 1930-1940);
8A1960-2285 (over 1946); 8A1960-2286 (over 1947); 8A1960-2287 (over 1948); 8A1960-2288 (over 1949); 8A1960-2292 (over 1953); 8A1960-2306 (over 1960 A-L); 8A1960-2307 (over 1960 K-R); 8A1960-2308 (over 1960 S-Z); 8A1980-2708 (over 1971 A-F); 8A1980-2709 (over 1971 G-K); 8A1980-2710 (over 1971 L-R) 8A1980-2711 (over 1971 S-Z);;
(transcriptie E. van Dooremalen)(scans verkrijgbaar)
Koninklijke onderscheidingen 1903-1940(1949)
Carel Matthijs Dicke H.A.zn
Geboren: 28-10-1884 te Dordrecht
Wonende: Prinsenstraat 3 (Dordrecht)
Functie: oud-wethouder, grossier kruidenierswaren / raadslid
Onderscheiding: Ridder in de orde van Oranje-Nassau (K.B. 23-4-1949)
Uitreiking: -
Aanmerkingen:
- (Dordrecht 13 Mei 1938) Het moge mij geoorloofd zijn de
aandacht van Uwe Excellentie te vragen voor het volgende.
Op 26 Augustus van dit jaar zal het 25 jaar geleden zijn, sinds de heer Carel
Matthijs Dicke H.A.zn, geboren alhier 28 October 1884 en wonende Prinsenstraat
3, in den Raad dezer gemeente zijn intrede deed. De heer Dicke, die in het
maatschappelijk leven het beroep van grossier in kruidenierswaren uitoefent en
de anti-revolutionnaire beginselen is toegedaan, heeft zich gedurende al die
jaren op voortreffelijke wijze van zijn raadslidmaatschap gekweten. Hij gaf zich
veel moeite zich in te werken in de te behandelen stof en wist zijn gedachten
steeds op heldere en waardige wizje tot uitdrukking te brengen. Hij werd
geleidelijk een gezaghebbend lid, dat het oor had van de andere leden en bij hen
in aanzien stond. Dit bleek in Mei 1929, toen de Raad hem in een zich
tusschentijds voordoende vacature benoemde tot Wethouder der gemeente. Als
zoodanig heeft de heer Dicke onder zijn beheer de gemeentefinancien en enkele
groote bedrijven (Electriciteitsbedrijf, Gasfabriek en Hoogdrukwaterleiding). Ik
heb hem in die functie van nabij leeren kennen; met groote waardeering kan ik
gewagen van de nauwgezetheid en zorgzaamheid, welke hem bij het beheer der
gemeentegelden leidt. De heer Dicke ziet enkel het gemeentebelang en let niet op
de gunst der kiezers; hij heeft het volle vertrouwen van den Raad, niet het
minst wegens de bezonken en klare wijze, waarop hij de tot zijn afdeeling
behoorende voorstellen van het Dagelijksch Bestuur verdedigt.
Er is naar mijne meening alle aanleiding, om de verdiensten van den heer Dicke
openlijk te erkennen. Zich gedurende een kwart eeuw met volle toewijding te
hebben gegeven aan de behartiging van het algemeen belang, wettigt m.i. ten
volle dat den heer Dicke ter gelegenheid van den a.s. verjaardag van H.M. de
Koningin een Koninklijke Onderscheiding wordt toegekend.
Ikverzoek Uwe Excellentie beleefd doch met aandrang, de verleening dezer
onderscheiding, welke bij de burgerij in haar geheel groote instemming zal
vinden - daarvan ben ik overtuigd - te willen bevorderen. De Burgemeester van
Dordrecht (get.) Bleeker.
- (Dordrecht 19 December 1947)
AAn de heer Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland te 's-Gravenhage
Bij apostille van 15 November 1947 No. 23869, stelde UHoogedelgestrenge in mijn handen een verzoek van verscillende
ingezetenen om de heer C.M. Dicke, oud-Wethouder dezer gemeente, voor een
Koninklijke onderscheiding te willen voordragen. Het verzoek is in hoofdzaak
gebaseerd, op het door hem als gevolg daarvan geleden schade.
Nu echter verzetshandelingen geen aanleiding kunnen geven tot een 'normale'
onderscheiding dienen voor een onderscheiding van de heer Dicke, die deze ten
volle verdient, andere motieven te gelden en wel zijn jarenlange zeer
belangrijke werkzaamheden als Wethouder. Ik zou onmiddelijk daarover gunstig
geadviseerd kunnen hebben, deed zich niet de volgende omstandigheid voor.
Het is aan de drie Wethouders Mevrouw J.M. Smits-Pieters en de heren C.M.
Dicke H.A. zn en J. Sanders
door hun partijgenoten kwalijk genomen, dat zij hun ambt zijn blijven
waarnemen, ook nadat een nationaal-socialistisch burgemeester in functie was
getreden. Daaromtrent moge het volgende worden medegedeeld. reeds tegen 1
September 1941 werd door genoemde drie personen ontslag uit hun functie
aangevraagd. Ik heb inwilliging van hun verzoek niet bevorderd, omdat ik het
verlenen van ontslag niet in het belang der gemeente achtte. Bij het optreden
van de nationaal-socialistisch burgemeester in Juli 1943 hebben zij hun verzoek
zeer instantelijk herhaald. Deze burgemeester slaagde niet aanstonds in het
vinden van geschikte opvolgers, in verband waarmede het ontslag eerst werd
verleend op 6 December 1943. De toenmalige Commissaris der Koningin verleende
eerst 1 September 1944 goedkeuring op dit ontslag, omdat tegen een der voor
wethouder voorgedragen personen bij hogere autoriteit bezwaren rezen.
Uitsluitend op grond van het feit van het aanblijven als wethouder tijdens de
nationaal-socialistisch burgemeester werd mevrouw Smit niet gekozen in de
tijdelijke Raad, die optrad in November 1945. De heer Sanders stelde zich niet
meer beschikbaar. Bij het optreden van de nieuwbenoemde raad in September 1946
werd ook de heer Dicke niet meer als Wethouder herkozen, om dezelfde reden.
De aanvankelijk bestaande verbittering tegen de 3 genoemde personen, die zich
steeds als goede vaderlanders hebben gedragen, is later wel enigermate geluwd.
Aan Mevrouw Smit werd weer een plaats op de condidatenlijst ingeruimd, doch te
laag, dan dat zij daarmede genoegen kon nemen. Aan de heer Sanders is op 16
Augsutus 1946 door de Raad met algemene stemmen en in warme huldiging de houden
ere-medaille van de stad toegekend.
Ik stond nu voor de moeilijke vraag of ikde heer Dicke kon voordragen en de heer
Sanders (die langere en meer verdiensten heeft) passeren of deze zelf voor te
dragen.
Droeg ik en de heer Sanders voor en de heer Dicke (Mevrouw Smit-Pieters heeft
veel kortere diensttijd als Wethoudster) dan zou men daarin kunnen zien een
poging van mij om een soort "eerherstel" te geven aan de beide aanvankelijk door
de raad gedesavoueerden, wat mij met het oog op de verhouding tussen de Raad (en
keizers) en mij niet wenselijk voorkwam. Ik heb daarom de leiders in de partij
van de arbeid (tot welke de heer Sanders behoort) in de arm genomen en er op
gewezen dat van hen pogingen dienden uit te gaan de heer Sanders voor een
decoratie voorgedragen te krijgen. Ze waren daartoe alleszins genegen zodat mij
bij Uw apostille van 12 December 1947, no. 2649 G, een desbetreffend verzoek om
advies wordt toegezonden. Het is om vorenstaande redenen dat ik meen U in
eenzelfde schrijven omtrent beide aanvragen te moeten rapporteren.
Wat nu betreft de aanvraag Sanders:
De heer Jacob Sanders, geboren te Edam de 10de October 1877, is niet aangesloten
bij een kerkgenootschap. Hij heeft een zeer eervolle loopbaan achter de rug. In
1918 werd hij lid van de gemeenteraad en in 1927 Wethouder, hetgeen hij gebleven
is tot 7 September 1944. Hij beheerde steeds, ook in de zeer moeilijke jaren van
werkloosheid, de portefeuille van Sociale Zaken. Hij was steeds lid van de
S.D.A.P. en de leidende figuur.
Zijn medewerking tot het voor werkverruiming stichten van de Vereniging de
Biesbosch, door welker toedoen uit kwelders en grienden een prachtig
cultuurland, groot 990 ha, waarin 19 boerderijen en een grote boomgaard zijn
aangelegd met wegen, bruggen, kanalen, is voldoende bekend. Hij is nog
Voorzitter van het Bestuur der Vereniging de Biesbosch en Gemachtigde des
Konings van de polder van dezelfde naam.
In het debat zeer ad rem en volkomen thuis in de aangelegenheden van de Sociale
Zaken heeft hij steeds in de raadsvergaderingen en elders een gezaghebbende stem
gehad.
Lange jaren was hij Voorzitter van de Coöperatieve bakkerij en leidende figuur
in velerlei commissies, comité 's, en besturen die op charitatief of ander
gebied de belangen der bevolking behartigen. Onder zijn leiding werd voor
opleiding van jonge vaklieden een centrale werkplaats gesticht waarvan hij
voorzitter was en die uitstekende vakmensen heeft afgeleverd. De heer Sanders
was van November 1937 tot September 1941 lid van de Provinciale Staten. Nog tot
op de huidige dag is de heer Sanders op velerlei gebied actief werkzaam. Op 10
October j.l. bereikte hij de 70-jarige leeftijd. Bij de P.R.A. bestaat omtrent
hem geen dossier. De heer Sanders verdient m.i. ten volle een Koninklijke
onderscheiding.
Wat betreft de aanvraag Dicke.
De heer Carel Matthijs Dicke is geboren de 29ste October 1884 te Dordrecht. Hij
trad in de Raad in 1913 en werd in 1929 Wethouder, welke functie hij, met een
korte onderbeking van 7 September 1944 tot 7 mei 1945, vervulde tot 3 September
1946.
De heer Dicke, die tot de Gereformeerde kerk behoort, heeft voor de gemeente
zeer belangrijk werk verricht. Hij had steeds de portefeuille van Financiën. het
feit, dat Dordrecht thans financieel nog bijna onafhankelijk is, is wel in zeer
sterke mate mede aan zijn voorzichtig beleid te danken.
De invloed van de heer Dicke en zijn gedegen voorbereidingen van de financiële
manipulaties maakten dat hij grote invloed had ook in de raad en steeds volledig
het oor der vergadering. Tot zijn taak behoorde ook de behandeling van zaken,
rakende de electrische centrale en de gasfabriek en hoogdrukwaterleiding.
Ook buiten de Raad deed de heer Dicke zeer veel in het belang der gemeente.
Omtrent de heer Dicke bestaat bij de P.R.A. geen dossier. Integendeel. Hij was
zeer vaderlands getrouw. gezien zijn langdurige en zeer hoog gewaardeerde
werkzaamheden als Wethouder sta ik volkomen achter de aanvraag en geef
UHoogedelgestrenge dan ook gaarne in overweging de heer Dicke voor een
Koninklijke onderscheiding voor te dragen. De BURGEMEESTER van DORDRECHT (get.)
Bleeker.
- [AFSCHRIFT; Vereening De Biesbosch, gevestigd te Dordrecht, Joh. de
Wittstraat 17; Dordrecht 4 Maart 1948] Wegens het bereiken van de 70-jarige
leeftijd op 10 October 1947, zalonze Voorzitter, de heer J. Sanders te
Dordrecht, op 20 Maart a.s. aftreden als Vertegenwoordiger van de polder De
Biesbosch onder de gemeente Dubbeldam. Tevens zal de heer Sanders op die datum
aftreden als Voorzitter en als Bestuurslid onzer Vereeniging.
In de laatstgehouden ledenvergadering onzer vereeniging, verzochten de leden -
alle zes leden zijn lid van de Gemeenteraad van Dordrecht - ons Bestuur te
willen bevorderen, dat aan de heer Sanders ter gelegenheid van zijn aftreden op
20 Maart a.s., een Koninklijke onderscheiding zou worden uitgereikt.
Het is de bedoeling, dat de heer Sanders in een op Vrijdag 19 Maart a.s. des
avonds te houden ledenvergadering afscheid neemt van bestuur en leden.
De bestuursleden der Vereeniging 'De Biesbosch' gevestigd te Dordrecht nemen
hiermede belefd de vrijheid UHoogedelgestrtenge te verzoeken aan het in de
ledenvergadering uitgesproken verlangen wel aandacht te willen schenken. De heer
Sanders heeft de aan de functies van Vertegenwoordiger en Voorzitter verbonden
werkzaamheden steeds belangeloos verricht.
De Bestuursleden van de Vereeniging De Biesbosch geevstigd te Dordrecht (get.)
J.O. de Kat, ir. C.J. Droogendijk, P. Herweijer Janszn, Joh.A.Vis;
- (Dordrecht 10 Maart 1948) Bij mijn schrijven van 19 December 1947 nr.
188 kabinet verzocht ik UHoogedelgestrenge te willen bevorderen, dat aan de heer
J. Sanders, Oud-Wethouder dezer gemeente, een Koninklijke Onderscheiding zou
worden verleend, zulks op grond van zijn grote verdiensten als Dordts
ingezetene. Het moge mij door deze vrijstaan, mijn verzoek te versterken door
overlegging van een tot U Hoogedelgestrenge gericht verzoekschrift van de
Bestuursleden van de Vereniging 'de Biesbosch', waarin eveneens een
onderscheiding voor de heer Sanders wordt bepleit en waarin wordt medegedeeld,
dat in een op 19 Maart a.s. te houden ledenvergadering de heer Sanders zijn
functie van Voorzitter en bestuurslid der Vereniging de Biesbosch zal
neerleggen.
Zeer zoude ik het op prijs stellen, indien dit mogelijk zoude zijn, door
medewerking van U Hoogedelgestrenge in staat te worden gesteld, om op 19 maart
a.s. de heer Sanders van de toekenning ener Koninklijke Onderscheiding in kennis
te mogen stellen. De BURGEMEESTER van DORDRECHT (get.) Bleeker.
- (Dordrecht 13 December 1948) Naar aanleiding van bovenaangehaald
schrijven heb ik de eer U Hoogedelgestrenge te berichten, dat de door mij in
mijn brieven van 19 December 1947 en 10 maart 1948 nr. 1888 kabinet aangevoerde
beweegredenen voor het toekennen van een Koninklijke Onderscheiding aan de heren
J. Sanders en C.M. Dicke H.A. zn nog onverzwakt gelden, zodat ik het zeer op
prijs zou stellen, indien het ingediende verzoek bij de eerstvolgende algemene
decoratieverlening zou kunnen worden ingewilligd. De BURGEMEESTER van DORDRECHT
(get.) Bleeker.
- ('s-Gravenhage 26 April 1949) Ik heb de eer U mede te delen dat het Hare
Majesteit de Koningin heeft behaagd bij Hoogstderzelver besluit van 23 April
1949, no. 9, te benoemen
A. tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau
Ir. H. Versteeg, directeur van gemeentewerken, te Uwent;
B. tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
a. C.M. Dicke H.A. zn, oud-wethouder Uwer gemeente
b. J. Sanders, alsvoren
Ik nodig U uit belanghebbenden in de loop van Vrijdagmorgen, 29 April a.s. (zo
mogelijk voor 12 uur) van het verlenen dezer onderscheiding mededeling te doen,
aangezien de publicatie daarvan zal geschieden in de buitengewone Staatscourant,
die in de middag van vorenbedoelde dag zal verschijnen. De Minister van
Binnenlandse Zaken.
(bron: Erfgoedcentrum DiEP/Stadsarchief Dordrecht 8A1945-3142
(over 1930-1940))
(bron: Erfgoedcentrum DiEP/Stadsarchief Dordrecht 8A1960-2288
(over 1949))
Laatst gewijzigd: oktober/november 2009, maart 2020.